Je herkent chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst
Slide 4 - Tekstslide
De hoofdgedachte vind je:
A
In de inleiding of de kern
B
In de inleiding of het slot
C
In de kern of het slot
D
In de laatste zin
Slide 5 - Quizvraag
De hoofdgedachte geeft antwoord op de volgende vraag:
A
Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?
B
Wat is de mening van de schrijver?
C
Wat is de kernzin?
D
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 6 - Quizvraag
Waarom ga je op zoek naar de kernzinnen?
Slide 7 - Open vraag
Pubers missen het vermogen nog tot weloverwogen keus
Pubers zijn niet in staat om weloverwogen een vakkenpakket te kiezen. Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom kunnen ze niet overzien wat zo’n keuze betekent voor de rest van hun leven....
Wat is de kernzin?
Pubers zijn niet in staat om weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is de kernzin?
Slide 9 - Open vraag
Jolles beschrijft recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren. Diverse studies tonen aan dat puberhersens nog niet optimaal functioneren. Bij meisjes zijn de hersenfuncties voor het maken van complexe keuzes volgroeid na hun 20ste. Bij jongens ligt dat gemiddelde nog een paar jaar hoger.
Wat is de kernzin?
Diverse studies tonen aan dat
puberhersens nog niet optimaal functioneren.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de kernzin?
Slide 11 - Open vraag
Wat is een signaalwoord? Geef een korte omschrijving, weet je het nog?
Slide 12 - Open vraag
SIGNAALWOORDEN
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
Slide 13 - Tekstslide
TEKSTVERBANDEN
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Slide 14 - Tekstslide
Waarom is het handig om tekstverbanden & signaalwoorden te kunnen herkennen?
Slide 15 - Open vraag
SOORTEN TEKSTVERBANDEN
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
- Toelichtend verband
....... en meer
Slide 16 - Tekstslide
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.
Slide 17 - Tekstslide
1. Het chronologisch verband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven
Let op de volgende signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat en dadelijk.
Let ook op jaartallen!
Slide 18 - Tekstslide
'Om te beginnen at ik een hamburger. Daarnaast kreeg ik een milkshake. Bovendien heb ik nog een ijsje op.'
Slide 19 - Tekstslide
2. Het opsommend verband
Bij een opsommend verband worden zaken/dingen achter elkaar genoemd.
Let op de volgende signaalwoorden:
ten eerste / tweede/ derde,
om te beginnen,ook, daarnaast, ten slotte.
Slide 20 - Tekstslide
'Ik heb goed geleerd voor de toets, maar ik heb een onvoldoende gehaald.'
Slide 21 - Tekstslide
3. Het tegenstellend verband
Bij een tegenstellend verband worden in de tekst tegenovergestelde dingen genoemd.
Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: maar, hoewel, toch, echter, tegenover, aan de ene kant..., aan de andere kant...
Slide 22 - Tekstslide
'Er zijn gerechten waarbij witte rijst gewoon hóórt. Denk aan een gevulde Mexicaanse burrito of een Indische curry.'
Slide 23 - Tekstslide
4. Het toelichtend verband
In de alinea wordt extra informatie gegeven over een (deel)onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, zo, neem nou.., denk aan...
Slide 24 - Tekstslide
Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend
Slide 25 - Quizvraag
Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, verder is zij ook een filmliefhebber.
A
Tegenstellend
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Toelichtend
Slide 26 - Quizvraag
Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend
Slide 27 - Quizvraag
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen. Daar denkt mijn zakenpartner echter anders over.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend
Slide 28 - Quizvraag
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
Opsomming
B
Tegenstellend
C
Chronologisch
D
Toelichtend
Slide 29 - Quizvraag
Chronologisch
Opsommend
Tegenstellend
Toelichtend
Allereerst
Hoewel
Zoals
Ook
Ten tweede
Maar
Bijvoorbeeld
Intussen
Vervolgens
Ten slotte
daarentegen
Denk aan
Slide 30 - Sleepvraag
Aan de slag!
Keuze:
- Oefenen voor PW Leesvaardigheid: maak de test jezelf van hf. 1 (blz. 45 NN-boek)
- Oefenen voor SO Grammatica: neem de stof door enmaak zinnen in je grammaticaboekje. Kijk ze na.