In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
De beste wensen voor 2021!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Sleepvraag
wijziging studieplanner wegens VSA
Slide 3 - Tekstslide
Schrijven week 37
Doel: ik kan overtuigende teksten schrijven
Doel: ik bezit de basis: tekstopbouw, kernzinnen, onderwerp, tekststructuren, mening, argumenten.
Slide 4 - Tekstslide
Lesopzet
- Bekijken theorie en filmpje theorie
- werken aan Bouwsteen 2 (3F), schrijven
- Bolletje 1 samen
- Bolletje 2 individueel maken, samen bespreken
- Bolletje 3 individueel maken, samen bespreken
- Bolletje 5 huiswerk voor volgende week
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Informatieve teksten
Slide 7 - Tekstslide
- Wie, wat en waar?
oprolbaar verder schrijven
-Na het schrijven van de kop en de lead (vetgedrukte samenvatting) geef je antwoord op de meest urgente vragen die overblijven uit de 5w’s en h.
- Wanneer is het gebeurd/gaat het gebeuren? (dit kan ook al in de lead)
- Waarom is het gebeurd?
- Hoe is het gebeurd?
Informatieve tekst
Slide 8 - Tekstslide
lees de tekst en geef antwoord op de 5 w's en h
wie?
Wat? waar?
wanneer?
waarom?
hoe?
Slide 9 - Tekstslide
Hoe schrijf je een betoog?
doel: de lezer overtuigen van jouw standpunt (jij hebt gelijk). Welke structuur wordt hierbij gebruikt?
Alinea 1: inleiding door een vraag, anekdote, geschiedenis, verwijzing naar actualiteit. Stelling en standpunt noemen.
Alinea 2: jouw eerste argument noemen en uitwerken
Alinea 3: jouw tweede argument noemen en uitwerken
Alinea 4: een tegenargument noemen en weerleggen
Alinea 5: slot: standpunt herhalen met belangrijkste argument. Uitsmijter.
Slide 10 - Tekstslide
Volgende dia een eenvoudig betoog:
Welke argumenten, wat is het tegenargument? Welke signaalwoorden herken je?
Slide 11 - Tekstslide
Tussen het standpunt en het argument kun je het volgende woord zetten:
A
toch
B
want
C
omdat
D
vervolgens
Slide 12 - Quizvraag
Een tegenargument begint met
A
ten slotte
B
echter
C
maar
Slide 13 - Quizvraag
Rijden onder invloed is gevaarlijk, jaarlijks vinden meerdere dodelijke ongevallen plaats, waarvan rijden onder invloed de oorzaak is geweest.
Door te rijden onder invloed vertraagt je reactiesnelheid en neemt je vermogen om afstanden in te schatten af. Daarnaast versmalt je blikveld door te rijden onder invloed en verslechtert je kleurwaarneming en motoriek. Mensen die onder invloed zijn hebben een verminderd vermogen van zelfkritiek, nemen meer risico’s en worden sneller suf slaperig. Maar sommige mensen zeggen dat een glas geen kwaad kan. Dit verschilt echter enorm van persoon tot persoon. Daarom is 0 promille altijd het beste.
Kortom, door te rijden onder invloed breng je niet alleen jezelf maar ook je medemens (ongevraagd) in gevaar. Je rijdt gewoon minder goed en hebt het zelf niet eens in de gaten!
Slide 14 - Tekstslide
opdracht betoog, min. 200 woorden
Kies een van de volgende stellingen en kies of je voor of tegen bent. Lever in op Teams.
- mbo'ers moeten deel kunnen nemen aan het volledige studentenleven
- the queen is dead: schaf gelijk de monarchie af.
- vliegen voor een vakantie mag per persoon maar een keer per jaar
Slide 15 - Tekstslide
Signaalwoorden
De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen alinea's. Ook alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp.
De verbanden tussen alinea's onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan signaalwoorden.
Op de volgende dia vind je veelvoorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hoe noem je het verband dat gebruikt wordt bij argumenten?