Na deze les weet je hoe je onderscheid maakt tussen hoofd-en bijzaken in een tekst (herhaling vorige week).
Daarnaast herhalen we wat andere onderdelen van lezen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Wat moeten jullie kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je onderscheid maakt tussen hoofd-en bijzaken in een tekst (herhaling vorige week).
Daarnaast herhalen we wat andere onderdelen van lezen.
Slide 1 - Tekstslide
Wat het onderwerp is kun je met
A
een hele zin zeggen
B
één woord of met een paar woorden zeggen
C
een hele alinea zeggen
D
een paar alinea's zeggen
Slide 2 - Quizvraag
Om het onderwerp te vinden hoef je een tekst niet helemaal te lezen
A
goed
B
fout
Slide 3 - Quizvraag
Alinea's zijn ?
A
vetgedrukte titels
B
groot geschreven woorden
C
kleine stukjes waarin de tekst verdeeld is
D
grote stukken waarin de tekst verdeeld is
Slide 4 - Quizvraag
Je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) stukjes waarin een tekst verdeeld is. Dit noem je?
A
organiserend lezen
B
observerend lezen
C
ontdekkend lezen
D
oriënterend lezen
Slide 5 - Quizvraag
– Kijk naar de titel. – Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s). Bekijk de tekst – Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes). – Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd). Wat staat in deze volgorde fout?
A
Bekijk de tekst
B
Let op anders gedrukte woorden
C
Kijk naar eventuele tussenkopjes
D
Kijk naar de illustraties
Slide 6 - Quizvraag
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het ........... van een tekst.
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
illustratie
Slide 7 - Quizvraag
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we?
A
het onderwerp
B
hoofdzaken
C
bijzaken
D
hoofdzorgen
Slide 8 - Quizvraag
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak in de inleiding of in het middenstuk
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quizvraag
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen zoals het slot of inleiding
A
fout
B
goed
Slide 10 - Quizvraag
De hoofdzaak van een alinea staat vaak in ?
A
een schema
B
de eerste alinea
C
in een verband
D
de kernzin
Slide 11 - Quizvraag
De kernzin kan weleens de tweede zin zijn
A
Nee, het is altijd de eerste zin
B
Ja, de eerste zin kan dan het verband met vorige alinea's aangeven
Slide 12 - Quizvraag
Aan de slag (als het goed is ben je hier vorige week al mee begonnen, ik ben vergeten het op te geven als huiswerk ;-) )
Maak opdr. 2 van blz. 32/33.
De eerste 10 minuten werk je in stilte.
Tijd: tot 12:30.
Klaar? Dan mag je iets doen voor een ander vak of lezen in je leesboek.