In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 1
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je weet hoe je onderscheid maakt tussen hoofd- en bijzaken
Je kunt de kernzin van een alinea bepalen
Slide 2 - Tekstslide
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het ........... van een tekst.
A
alinea
B
tussenkopje
C
onderwerp
D
illustratie
Slide 3 - Quizvraag
Wat het onderwerp is noteer je in
A
een hele zin
B
één of enkele woorden
C
een hele alinea
D
een paar alinea's
Slide 4 - Quizvraag
Om het onderwerp te vinden hoef je een tekst niet helemaal te lezen
A
goed
B
fout
Slide 5 - Quizvraag
Alinea's zijn ?
A
vetgedrukte titels
B
groot geschreven woorden
C
kleine stukjes waarin de tekst verdeeld is
D
grote stukken waarin de tekst verdeeld is
Slide 6 - Quizvraag
Je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) stukjes waarin een tekst verdeeld is. Dit noem je?
A
organiserend lezen
B
observerend lezen
C
ontdekkend lezen
D
oriënterend lezen
Slide 7 - Quizvraag
– Kijk naar de titel. – Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s). – Bekijk de tekst – Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes). – Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd). Wat staat in deze volgorde fout?
A
Bekijk de tekst
B
Let op anders gedrukte woorden
C
Kijk naar eventuele tussenkopjes
D
Kijk naar de illustraties
Slide 8 - Quizvraag
Lees de theorie op blz. 12
Zodra iedereen de theorie gelezen heeft, ga je overleggen met degene die naast je zit
Je schrijft de belangrijkste punten van de theorie samen op
Slide 9 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken en kernzinnen
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken. De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst.
De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld.
Slide 10 - Tekstslide
De kernzin is ook weleens de tweede zin. De eerste zin kan dan het verband met vorige alinea’s aangeven, zoals: Er is nog een manier om mensen te leren kennen.
Soms heeft een alinea geen kernzin. Dan moet je zelf de hoofdzaak bepalen.
Als je een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een schema zetten of in een samenvatting.
Slide 11 - Tekstslide
Zo maak je een schema van een tekst
Lees de tekst goed door.
1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen: de inleiding, het slot en de kernzinnen. Kijk ook goed naar opvallend gedrukte woorden.
2. Noteer de belangrijkste informatie uit de tekst. Geef opsommende verbanden aan met nummers (1, 2, 3), dots (•) of streepjes (–); geef tegenstellende verbanden aan met pijltjes (↔).
Slide 12 - Tekstslide
Zo maak je een samenvatting van een tekst
Lees de tekst goed door.
1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen: de inleiding, het slot en de kernzinnen. Kijk ook goed naar opvallend gedrukte woorden.
2. Neem de kernzinnen en andere hoofdzaken over. Maak er een samenhangende tekst van. Gebruik signaalwoorden om verbanden aan te geven.
Slide 13 - Tekstslide
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we?
A
het onderwerp
B
hoofdzaken
C
bijzaken
D
hoofdzorgen
Slide 14 - Quizvraag
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak in de inleiding of in het middenstuk
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen zoals het slot of inleiding
A
fout
B
goed
Slide 16 - Quizvraag
De hoofdzaak van een alinea staat vaak in ?
A
een schema
B
de eerste alinea
C
in een verband
D
de kernzin
Slide 17 - Quizvraag
De kernzin kan weleens de tweede zin zijn
A
Nee, het is altijd de eerste zin
B
Ja, de eerste zin kan dan het verband met vorige alinea's aangeven
Slide 18 - Quizvraag
Om een goede samenvatting te maken ( meerdere antwoorden goed)
A
onderstreep je de hoofdzaken en
B
gebruik je signaalwoorden om verbanden aan te geven
C
kijk je naar de bijzaken
D
neem je kernzinnen en andere hoofdzaken over
Slide 19 - Quizvraag
Aan de slag
Werk zelfstandig aan de opdrachten van H.1 Lezen:
Havo: Startopdracht + opdr. 1, 2 3 en 5
VWO: Startopdracht + opdr. 1 t/m 5
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
In hoeverre kun je hoofdzaken van bijzaken onderscheiden?
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
In hoeverre kun je de kernzin van een alinea bepalen?