Quiz module

Quiz module
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz module

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAT IS RISICOSIGNALERING?
A
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt
B
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt die ik vastleg in het zorgleefplan
C
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt die ik vastleg in het zorgleefplan en waar indien nodig actie op wordt ondernomen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is risicosignalering?
Risicosignalering is het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij je cliënt door de cliëntsituatie voortdurend te monitoren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de cliënt. 
De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.
Nadat je risico’s gesignaleerd hebt, onderneem je, in overleg met de cliënt, actie (opvolging).

Slide 3 - Tekstslide

Risicosignalering is het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij je cliënt door de cliëntsituatie voortdurend te monitoren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de cliënt. De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.
Risicosignalering bestaat niet alleen uit de uitvoering hiervan. Nadat je risico’s gesignaleerd hebt, onderneem je actie. Dit noemen we ‘opvolging’. Dit is het, in overleg met de cliënt, inzetten van de juiste interventies om te voorkomen dat een probleem optreedt of verergert.


Op WELKE GEBIEDEN SIGNALEER JE RISICO’S?


A
medicatiegebruik, huidletsel, vallen, incontinentie, depressie & ondervoeding/ overgewicht
B
ik ben mij op allerlei gebieden bewust van risico’s voor cliënten
C
pijn, medicatiegebruik, huidletsel, delier, incontinentie, depressie & ondervoeding/ overgewicht

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke gebieden signaleer je risico’s?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst op de thema’s huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie (Kwaliteitsdocument 2013).

Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. Je cliënt kan immers op allerlei fronten risico’s lopen.

Slide 5 - Tekstslide

In het Kwaliteitsdocument 2013, Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis worden een aantal zorgproblemen genoemd waarop organisaties verplicht zijn een risicosignalering uit te voeren. Dit zijn: huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst op deze thema’s. “De IGZ is verantwoordelijk voor toezicht op de kwaliteit van zorg. De IGZ gebruikt de uitkomsten uit het kwaliteitskader om te kijken of de zorg veilig en verantwoord is”.
 
Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. Je cliënt kan immers op allerlei fronten risico’s lopen.

WANNEER DOE JE AAN RISICOSIGNALERING?
A
Wanneer een cliënt in zorg komt en daarna eens per half jaar
B
Bij een ‘niet pluis’ gevoel of wanneer de gezondheidstoestand van de cliënt verandert
C
A en B zijn beiden juist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer doe je aan risicosignalering?
Zorgorganisaties zijn verplicht twee keer per jaar risico’s te signaleren. Risicosignalering is echter een manier van werken en onderdeel van het zorgproces. Je doet dus altijd aan risicosignalering!

Slide 7 - Tekstslide

Zorgorganisaties zijn (volgens het Kwaliteitsdocument 2013, Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis) verplicht twee keer per jaar risico’s te signaleren. Risicosignalering is echter een manier van werken en een belangrijk onderdeel van het zorgproces. Je doet dus altijd aan risicosignalering!

HOE PAK JE RISICOSIGNALERING AAN?


A
signaleren – verkennen – plannen en doen – evalueren en bijstellen
B
verkennen – plannen en doen – evalueren en bijstellen
C
verkennen – signaleren – plannen en doen – evalueren en bijstellen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe pak je risicosignalering aan?

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer je een risico signaleert, is het belangrijk dat je daarna actie onderneemt.
Verkennen: Eerst verken je het (verhoogde) risico dat je hebt opgemerkt samen met de cliënt en eventueel zijn of haar vertegenwoordiger. Wat kan de oorzaak zijn, wil de cliënt hier iets aan doen, wat vindt de cliënt belangrijk?
Plannen en doen: Je onderneemt actie om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen. Volg het protocol wat jullie organisatie voor dit gezondheidsrisico gebruikt, zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines. Samen met de cliënt bepaal je de doelen en de interventies. Dit kunnen praktische handelingen zijn (denk aan wisselligging bij risico op decubitus), maar ook advies en voorlichting geven, motiveren van je cliënt en stimuleren van zijn zelfredzaamheid. Je afspraken en observaties op die afspraken rapporteer je natuurlijk in het zorgdossier.
Evalueren en bijstellen: Evalueer de resultaten met de cliënt(vertegenwoordiger) en de arts en/of andere betrokken professionals. Geef samen antwoord op de vraag: heeft deze extra zorg het gewenste resultaat gegeven? Gaat het goed? Ga, zo nodig, door met de gekozen acties. Kan het (nog) beter? Stel de acties bij om een beter resultaat te bereiken. Plan nogmaals een evaluatiemoment in om te zien of de nieuwe acties het gewenste effect hebben.

WIE ZIJN ER BETROKKEN BIJ RISICOSIGNALERING?

A
De cliënt en ik als zorgverlener
B
De cliënt, ik als zorgverlener en eventueel de mantelzorger
C
De cliënt, de mantelzorger, ik als zorgverlener en de rest van mijn team

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zijn er betrokken bij risicosignalering?
Risicosignalering: een gezamenlijke verantwoordelijkheid!

Slide 11 - Tekstslide

Uitvoering van risicosignalering zal vooral gedaan worden door verpleegkundigen en verzorgenden. De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken. Maar ook helpenden spelen een belangrijke rol: een ‘niet-pluisgevoel’ is vaak de eerste stap om verder te gaan onderzoeken. Schroom dus niet om je gevoel met de zorgcoördinator of EVV’er van die cliënt te bespreken. Ga zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines.
Bij de opvolging van risicosignalering speelt iedereen die betrokken is bij de cliënt een rol om de afgesproken acties uit te voeren.

WIE BEPAALT HOE DE RISICOSIGNALERING
WORDT UITGEVOERD?

A
De Inspectie voor de Gezondheidszorg
B
Dit mag mijn organisatie zelf invullen
C
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie bepaalt hoe de risicosignalering wordt uitgevoerd?
Het staat organisaties vrij hoe zij de risicosignalering en opvolging uitvoeren, als deze maar op een structurele manier en op cliëntniveau plaatsvindt en wordt vastgelegd in het zorgleefplan.

Slide 13 - Tekstslide

Het staat organisaties vrij hoe zij de risicosignalering uitvoeren, als deze maar op een structurele manier en op cliëntniveau plaatsvindt en wordt vastgelegd in het zorgleefplan.
Er bestaan meerdere checklists en instrumenten om op een verantwoorde manier risico’s te signaleren (zie bijvoorbeeld de Verkorte Checklist Veilige Zorg). Verschillende settings of zorgzwaartes zullen ook om een andere alertheid op risico’s vragen. De organisatie kan zelf bepalen hoe zij de signalering uitvoert en in welke situatie sprake is van een verhoogd risico (de enige uitzondering op bovenstaande is het zorgprobleem ondervoeding in de intramurale situatie. In de vorm van de indicator ‘Risico op ondervoeding’ wordt wel voorgeschreven hoe het risico op ondervoeding in kaart moet worden gebracht, namelijk met de vragen van de SNAQRC).
Voor de opvolging van situaties waarin sprake is van een verhoogd risico is niet voorgeschreven wat ‘adequate opvolging’ exact inhoudt. Dat kan van situatie tot situatie verschillen. Het is onder meer afhankelijk van de geïndiceerde zorg, de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Ook hier geldt: het staat de organisatorische eenheid vrij hoe zij de opvolging uitvoert, als deze maar plaatsvindt en wordt genoteerd in het zorgleefplan.

Wat is klinisch redeneren?
A
Methode om informatie te ordenen
B
Methode om informatie te verzamelen voor het opstellen van een verpleegplan.
C
Methode om gezondheidstoestand te observeren
D
Methode om een zorgsituatie op methodische wijze te analyseren en passende acties in te zetten

Slide 14 - Quizvraag

Wat doe je als je klinisch redeneert? Op methodische wijze, dus van stap naar stap, een zorgsituatie analyseren en vervolgens de juiste zorgacties inzetten.
Wat is het doel van klinisch redeneren
A
Onderbouwd tot een beslissing komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is
B
De zorgvrager observeren en uitslagen doorgeven aan de arts
C
De vitale functies van de zorgvrager controleren voor de juiste zorg
D
Bij niet-pluis gevoel de arts raadplegen, zodat zorgvrager de juist zorg krijgt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de stappen van klinisch redeneren in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
verpleegkundig beleid vaststellen
Reflectie
oriënteren op de situatie
het verloop monitoren
mogelijke problemen in kaart brengen
Aanvullende observaties en onderzoek

Slide 16 - Sleepvraag

1c, 2e,3f, 4a, 5d, 6b
Met de PES
A
formuleer je het verpleegdoel
B
omschrijf je het verpleegprobleem
C
omschrijf je de interventies
D
toets je je hypothese

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze doelstelling SMART geformuleerd, uitgaande van een gezonde vrouw/man?

Over 2 weken kan ik 2x per week 3 km wandelen
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Vraag waarom.
Het is specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden
Wat is een handig hulpmiddel om goed te kunnen rapporteren?
A
PES
B
SMART
C
SOAP
D
SBARR

Slide 19 - Quizvraag

Subjectief, Objectief, Analyse, Plan van aanpak
Je bent verzorgende bij de thuiszorg van een hoogbejaarde vrouw, die de laatste tijd last heeft van ‘drop-attacks’: ze valt soms door een kort bewustzijnsverlies. Een van de doelen in het stappenplan is haar voor te lichten over het dragen van een rode alarmknop.

Mevrouw wil er (voorlopig) niet aan: 'Ik ben altijd zelfstandig geweest. En ik ben misschien wel koppig, maar zo ben ik nou eenmaal.'
Waar richt jij je voorlichting op?
1. Begrijpen
2. Willen
3. Openstaan
4. Doen

Slide 20 - Tekstslide

Openstaan.
De zorgvrager staat nog niet open voor informatie. Pas als ze eenmaal openstaat voor het idee van een alarmknop, kun je informatie geven over het gebruik van de alarmknop.
In deze fase besteed je aandacht aan de emoties van de zorgvrager en aan het omgaan met het verlies van zelfstandigheid. Je vertelt daarbij hoe de alarmknop bijdraagt aan het behoud van zelfstandigheid. De zorgvrager leert daardoor de noodzakelijkheid van de alarmknop begrijpen. Als ze het begrijpt kan ze bedenken of ze de alarmknop wil en er daarna ook gebruik van maken (doen).

Maak de tekst over aandachtspunten bij het geven van advies compleet.

Bij het geven van advies moet je altijd aansluiten bij ……..
Verder let je bij het geven van advies op wat de zorgvrager al weet en wat hij nog niet weet. Je stemt dus af op …..
Je zorgt ervoor dat je je advies op een ……. Geeft, dus niet als de zorgvrager er niet voor openstaat.
Vervolgens moet je altijd de ….. betrekken bij je advies.

Slide 21 - Tekstslide

1. Verpleegplan
2.  de doelgroep
3. geschikt moment
4. naasten
Waar heb jij behoefte aan morgen en woensdag tijdens de lessen communicatie en preventie?

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies