In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Quiz Risicosignalering
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
WAT IS RISICOSIGNALERING?
A
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt
B
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt die ik vastleg in het zorgleefplan
C
het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij de cliënt die ik vastleg in het zorgleefplan en waar indien nodig actie op wordt ondernomen
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is risicosignalering?
Risicosignalering is het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij je cliënt door de cliëntsituatie voortdurend te monitoren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de cliënt.
De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.
Nadat je risico’s gesignaleerd hebt, onderneem je, in overleg met de cliënt, actie (opvolging).
Slide 3 - Tekstslide
Risicosignalering is het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheids)risico’s bij je cliënt door de cliëntsituatie voortdurend te monitoren, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de cliënt. De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken.
Risicosignalering bestaat niet alleen uit de uitvoering hiervan. Nadat je risico’s gesignaleerd hebt, onderneem je actie. Dit noemen we ‘opvolging’. Dit is het, in overleg met de cliënt, inzetten van de juiste interventies om te voorkomen dat een probleem optreedt of verergert.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst op de thema’s huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie (Kwaliteitsdocument 2013).
Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. Je cliënt kan immers op allerlei fronten risico’s lopen.
Slide 5 - Tekstslide
In het Kwaliteitsdocument 2013, Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis worden een aantal zorgproblemen genoemd waarop organisaties verplicht zijn een risicosignalering uit te voeren. Dit zijn: huidletsel, ondervoeding/overgewicht, vallen, problemen medicatiegebruik, depressie en incontinentie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst op deze thema’s. “De IGZ is verantwoordelijk voor toezicht op de kwaliteit van zorg. De IGZ gebruikt de uitkomsten uit het kwaliteitskader om te kijken of de zorg veilig en verantwoord is”.
Een goede risicosignalering beperkt zich echter niet alleen tot de onderwerpen uit het Kwaliteitsdocument. Je cliënt kan immers op allerlei fronten risico’s lopen.
WANNEER DOE JE AAN RISICOSIGNALERING?
A
Wanneer een cliënt in zorg komt en daarna eens per half jaar
B
Bij een ‘niet pluis’ gevoel of wanneer de gezondheidstoestand van de cliënt verandert
C
A en B zijn beiden juist
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wanneer doe je aan risicosignalering?
Zorgorganisaties zijn verplicht twee keer per jaar risico’s te signaleren. Risicosignalering is echter een manier van werken en onderdeel van het zorgproces. Je doet dus altijd aan risicosignalering!
Slide 7 - Tekstslide
Zorgorganisaties zijn (volgens het Kwaliteitsdocument 2013, Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis) verplicht twee keer per jaar risico’s te signaleren. Risicosignalering is echter een manier van werken en een belangrijk onderdeel van het zorgproces. Je doet dus altijd aan risicosignalering!
HOE PAK JE RISICOSIGNALERING AAN?
A
signaleren – verkennen – plannen en doen – evalueren en bijstellen
B
verkennen – plannen en doen – evalueren en bijstellen
C
verkennen – signaleren – plannen en doen – evalueren en bijstellen
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe pak je risicosignalering aan?
Slide 9 - Tekstslide
Wanneer je een risico signaleert, is het belangrijk dat je daarna actie onderneemt.
Verkennen: Eerst verken je het (verhoogde) risico dat je hebt opgemerkt samen met de cliënt en eventueel zijn of haar vertegenwoordiger. Wat kan de oorzaak zijn, wil de cliënt hier iets aan doen, wat vindt de cliënt belangrijk?
Plannen en doen: Je onderneemt actie om iets aan de risico’s te doen en problemen te voorkomen. Volg het protocol wat jullie organisatie voor dit gezondheidsrisico gebruikt, zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines. Samen met de cliënt bepaal je de doelen en de interventies. Dit kunnen praktische handelingen zijn (denk aan wisselligging bij risico op decubitus), maar ook advies en voorlichting geven, motiveren van je cliënt en stimuleren van zijn zelfredzaamheid. Je afspraken en observaties op die afspraken rapporteer je natuurlijk in het zorgdossier.
Evalueren en bijstellen: Evalueer de resultaten met de cliënt(vertegenwoordiger) en de arts en/of andere betrokken professionals. Geef samen antwoord op de vraag: heeft deze extra zorg het gewenste resultaat gegeven? Gaat het goed? Ga, zo nodig, door met de gekozen acties. Kan het (nog) beter? Stel de acties bij om een beter resultaat te bereiken. Plan nogmaals een evaluatiemoment in om te zien of de nieuwe acties het gewenste effect hebben.
WIE ZIJN ER BETROKKEN BIJ RISICOSIGNALERING?
A
De cliënt en ik als zorgverlener
B
De cliënt, ik als zorgverlener en eventueel de mantelzorger
C
De cliënt, de mantelzorger, ik als zorgverlener en de rest van mijn team
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wie zijn er betrokken bij risicosignalering?
Risicosignalering: een gezamenlijke verantwoordelijkheid!
Slide 11 - Tekstslide
Uitvoering van risicosignalering zal vooral gedaan worden door verpleegkundigen en verzorgenden. De cliënt en zijn familie of mantelzorger worden er nauw bij betrokken. Maar ook helpenden spelen een belangrijke rol: een ‘niet-pluisgevoel’ is vaak de eerste stap om verder te gaan onderzoeken. Schroom dus niet om je gevoel met de zorgcoördinator of EVV’er van die cliënt te bespreken. Ga zo nodig in overleg met de arts of andere disciplines.
Bij de opvolging van risicosignalering speelt iedereen die betrokken is bij de cliënt een rol om de afgesproken acties uit te voeren.
WIE BEPAALT HOE DE RISICOSIGNALERING WORDT UITGEVOERD?
A
De Inspectie voor de Gezondheidszorg
B
Dit mag mijn organisatie zelf invullen
C
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wie bepaalt hoe de risicosignalering wordt uitgevoerd?
Het staat organisaties vrij hoe zij de risicosignalering en opvolging uitvoeren, als deze maar op een structurele manier en op cliëntniveau plaatsvindt en wordt vastgelegd in het zorgleefplan.
Slide 13 - Tekstslide
Het staat organisaties vrij hoe zij de risicosignalering uitvoeren, als deze maar op een structurele manier en op cliëntniveau plaatsvindt en wordt vastgelegd in het zorgleefplan.
Er bestaan meerdere checklists en instrumenten om op een verantwoorde manier risico’s te signaleren (zie bijvoorbeeld de Verkorte Checklist Veilige Zorg). Verschillende settings of zorgzwaartes zullen ook om een andere alertheid op risico’s vragen. De organisatie kan zelf bepalen hoe zij de signalering uitvoert en in welke situatie sprake is van een verhoogd risico (de enige uitzondering op bovenstaande is het zorgprobleem ondervoeding in de intramurale situatie. In de vorm van de indicator ‘Risico op ondervoeding’ wordt wel voorgeschreven hoe het risico op ondervoeding in kaart moet worden gebracht, namelijk met de vragen van de SNAQRC).
Voor de opvolging van situaties waarin sprake is van een verhoogd risico is niet voorgeschreven wat ‘adequate opvolging’ exact inhoudt. Dat kan van situatie tot situatie verschillen. Het is onder meer afhankelijk van de geïndiceerde zorg, de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Ook hier geldt: het staat de organisatorische eenheid vrij hoe zij de opvolging uitvoert, als deze maar plaatsvindt en wordt genoteerd in het zorgleefplan.