Werkwoordspelling gemengd - 2021-2022 deel 2 4B

Werkwoordspelling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm verleden tijd op de juiste manier spellen. 
  • Ik kan het voltooid deelwoord op de juiste manier spellen. 
  • Ik kan het tegenwoordig deelwoord op de juiste manier spellen. 
  • Ik kan benoemen wanneer je een trema gebruikt binnen een woord.
  • Ik kan een trema op de juiste manier gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
                            sterk                                                           zwak

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

PV VT - sterke werkwoorden 
Je schrijft wat je hoort. 

Slide 5 - Tekstslide

PV VT - zwakke werkwoorden 

Slide 6 - Tekstslide

Toen de bewoners uit hun huis .... , vergaten ze de cavia mee te nemen.
A
vluchte
B
vluchtte
C
vluchten
D
vluchtten

Slide 7 - Quizvraag

Het nieuws ... zich snel door de school.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreet
D
verspreed

Slide 8 - Quizvraag

Noteer de antwoorden met alleen een spatie tussen de woorden.


Hij (schrijven) ... de brief vorige week al, maar gisteren (geven) ... hij hem pas aan haar.

Slide 9 - Open vraag

Voltooid deelwoord
sterk                                                                  zwak

begint vaak met ge-                                    begint vaak met ge-
eindigt vaak op -en                                      eindigt op -t of -d

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens het eindexamen is de docent Nederlands over de stoel (struikelen) ... .
A
gestruikelt
B
gestruikeld
C
gestruikeldt
D
gestroken

Slide 11 - Quizvraag

Hij leek niet erg (schrikken) ... te zijn.

Slide 12 - Open vraag

Ik had hem bijna niet ... !
A
herkent
B
herkend
C
geherkent
D
geherkend

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens hun eerste date is hij tegen een lantaarnpaal ... .
A
gebotst
B
gebotsd
C
gebotsdt
D
gebotsen

Slide 14 - Quizvraag

En nu door elkaar!

Slide 15 - Tekstslide

Waarom heb je mijn wachtwoord ...?
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt
D
verranderd

Slide 16 - Quizvraag

Dat zoiets nu ..., ... ik erg vreemd.
A
gebeurt - vind
B
gebeurt - vindt
C
gebeurd - vind
D
gebeurd - vindt

Slide 17 - Quizvraag

Jij ... echt geen idee wat hij ... !
A
heb - bedoelt
B
heb - bedoeld
C
hebt - bedoelt
D
hebt - bedoeld

Slide 18 - Quizvraag

Hij heeft mij gisteren (vertellen) ... wat hem de laatste tijd zo (bezighouden) ... .

Slide 19 - Open vraag

Trema
  • Wat is een trema? 

Slide 20 - Tekstslide

Trema
  • Met een trema geef je aan dat bij die letter een nieuwe klank begint.
  • Bij samengestelde telwoorden.
  • Je gebruikt alleen maar een trema als het voor de uitspraak nodig is.
  • Geen trema op woorden die uit een andere taal zijn overgenomen. 

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?
Opdracht 1 en 2 van les 3
Hoe?
Zelfstandig, zachtjes overleggen mag.
Hulp?
Buurman/buurvrouw, docent
Tijd?
Tot ..... uur
Resultaat?
Opdracht 1 en 2 van les 3 af.
Klaar?
Uitleg koppelteken doorlezen. 

Slide 22 - Tekstslide