Hoofdstuk 14 les 1
Spieren
1 / 27
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Spieren
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
Slide 6 - Quizvraag
Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 7 - Quizvraag
Spieren in je dunne darm zijn
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 8 - Quizvraag
De spieren in je dunne darm bestaat uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 9 - Quizvraag
De spieren in je halsslagader bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 10 - Quizvraag
Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 11 - Quizvraag
Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een spiervezel?
A
Een soort spierbundel
B
Een pees
C
Een spiercel
D
Spiereiwit
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Spieren trekken samen als...
A
De filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Hoe wordt een spiervezel dus geactiveerd?
A
Door een stroompje via een andere spier
B
Door een stofje in het bloed
C
Door een stroompje via een zenuwcel
Slide 20 - Quizvraag
In het filmpje zag je ATP voorbijkomen. Waarvoor dient ATP in de spier?
A
Om de filamenten van elkaar los te maken
B
Om de filamenten aan elkaar te binden
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een motorische eenheid?
A
Een soort motorclub
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Hoe werkt een spier?
