VTB2A

1. De tv van meneer De Groot werkt niet. Hij belt met de helpdesk. De medewerkster van de helpdesk legt uit wat meneer De Groot moet doen.
Wat is het spreekdoel van de medewerker van de helpdesk?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
Basisschool

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1. De tv van meneer De Groot werkt niet. Hij belt met de helpdesk. De medewerkster van de helpdesk legt uit wat meneer De Groot moet doen.
Wat is het spreekdoel van de medewerker van de helpdesk?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen

Slide 1 - Quizvraag

Uitleg 
Informeren: informatie geven over iets, uitleg geven. Informeren gaat om het weten.
Instrueren: duidelijk maken wat degene moet doen. Instrueren gaat om het doen of daadwerkelijk uitvoeren.
Overtuigen: het doel van overtuigen is om mensen over te halen in jouw gedachten of mening mee te gaan.

Slide 2 - Tekstslide

2. Stella loopt naar de bus en mompelt: ‘dan ga ik zo eerst Nederlands maken leren en daarna mijn les aardrijkskunde voor morgen voorbereiden.

Van welke taalfunctie is in dit voorbeeld sprake?

A
structurering van het gesprek
B
zelfhandhaving
C
zelfsturing

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg
Dit zijn sociale taalfuncties. Zelfhandhaving is het verdedigen van jezelf of je eigen bezit beschermen (dit is van mij!). Zelfsturing is het eigen handelen met woorden ordenen of plannen aankondigen. Structurering van het gesprek: ‘mag ik even wat zeggen?’

Slide 4 - Tekstslide

Kiki uit groep 5 is net verhuist en vertelt in de vertelkring op school hoe haar nieuwe kamer eruitziet.

Van welke taalfunctie is hier sprake?
A
projecteren
B
rapporteren
C
redeneren

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
Dit zijn cognitieve taalfuncties. Bij rapporteren breng je onder woorden wat je ziet. Je brengt verslag uit van iets. 

Projecteren is het verplaatsen in een ander en redeneren is het uitleggen van je uitgangspunt met denkstappen. 

Slide 6 - Tekstslide

‘Ik pak een koekje’, zegt Koen. Moeder reageert: ‘Dat zeggen we zo niet. Je bedoelt: mag ik een koekje?’

Op welk niveau van taal heeft de reactie van de moeder van Koen betrekking?
A
fonologie
B
pragmatiek
C
semantiek
D
syntaxis

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Syntaxis' betekent 'zinsbouw': de manier waarop woorden samen woordgroepen en zinnen vormen.  
de andere 3 begrippen zullen bekend zijn :)

Slide 8 - Tekstslide

Er bestaan verschillende theorieën over hoe kinderen taal verwerven. Onder andere een theorie die stelt dat kinderen creatieve bouwers zijn en de theorie die wordt aangeduid met de ‘interactionele benadering’.

Hieronder staan vier uitspraken die elk over één van de theorieën over taalverwerving gaan. Welke van de uitspraken is waar?
A
Volgens de interactionele benadering leert een kind taal doormiddel van imitatie.
B
Volgens de interactionele benadering speelt het taalleermechanisme geen rol.
C
Volgens de theorie over kinderen als creatieve bouwers beschikt een kind over een taalleermechanisme.
D
Volgens de theorie over kinderen als creatieve bouwers speelt de imitatie van moedertaalsprekers een grote rol.

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
Interactief taalonderwijs gaat ervan uit dat leerlingen taal het beste leren in een krachtige leeromgeving waarbij rekening wordt gehouden met hun individuele verschillen en behoeften. Bij deze vorm van taalonderwijs staan betrokkenheid en activiteit centraal. Interactief taalonderwijs bestaat uit drie manieren van leren: betekenisvol leren, sociaal leren en strategisch leren. 

Volgens Chomsky is iedere taalgebruiker creatief: hij maakt nieuwe zinnen vanuit zijn eigen creatieve vermogen. Daarom wordt deze benadering ook wel de creatieve constructietheorie genoemd. Chomsky stelde dat kinderen geboren worden met een taalleervermogen dat hen in staat stelt elke taal te leren waarmee ze in contact komen. 

Slide 10 - Tekstslide

In welke taalontwikkelingsfase hoort de éénwoordzin?
A
differentiatiefase 
B
voltooiingsfase
C
vroeglinguale periode

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg
Differentiatiefase: het kind gaat zijn taalkennis verfijnen en ook de andere taalcomponenten steeds meer gebruiken. Ik deze periode gaan kinderen fouten maken die het gevolg zijn van overgeneralisatie. 
De voltooiingsfase: van ongeveer 5 tot 9 jaar worden de componenten van de grammatica verder ontwikkeld. Dit is tevens de periode waarin de school een grote bijdrage levert aan de taalontwikkeling. Het taalonderwijs moet aansluiten bij het niveau van de kinderen. In de taalmethoden zijn veel oefeningen opgenomen die gericht zijn op het uitbreiden van de woordenschat, de woordbouw en de zinsbouw. 
De vroeglinguale periode: deze periode begint als het kind ongeveer op 1-jarige leeftijd woorden gaat uitspreken. Wanneer een kind ontdekt dat een woord bij een ding of persoon hoort, is dat een aanwijzing dat het symboolbewustzijn zich aan het ontwikkelen is: het kind gaat beseffen dat een woord kan verwijzen naar iets of iemand in de werkelijkheid. Dit is een belangrijke stap, en daarna maken kinderen vaak een enorme spurt met luisteren, imiteren en benoemen van dingen en mensen om hen heen. In deze periode gaan de kinderen ook zinnen produceren, aanvankelijk alleen éénwoordzinnen, daarna ook twee- en meerwoordzinnen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wang is 2.5 jaar. Hij woont sinds kort met zijn Chinese moeder en Nederlandse vader in Nederland. Zijn moedertaal is Chinees en nu leert hij Nederlands.

Van welk type taalverwerving is dit een voorbeeld?
A
Van het leren van een vreemde taal
B
Van simultane tweetaligheid
C
Van successieve tweetaligheid
D
Van zowel successieve als simultane tweetaligheid

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
 Vreemde taal = een taal die niet de moedertaal is
 Twee of meer talen tegelijk leren/verwerven
 Tweede taal verworven ná het derde levensjaar
- Nummer 2 en 3

Slide 14 - Tekstslide

Metin woont nu enkele maanden in Nederland en speelt sinds kort met zijn buurjongetje. Hij zegt: ‘kom we pakken fiets!’ Hij gebruikt geen lidwoord. In zijn eerste taal, het Turks, gebruikt hij ook geen lidwoorden.
Waarvan is de uiting van Metin een typisch voorbeeld?

A
contaminatie
B
interferentie
C
overgeneralisatie

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
 Contaminatie = combinatie van 2 taalvormen die vermenging wordt dan een nieuwe taaluiting. Bijvoorbeeld : kost duur (is duur en kost veel)
 Ten onrechte toepassen van regels die bij een bepaalde taal horen
Een regel toepassen in meerdere situaties. Zolder = zolders als meervoud, het kind zal bijvoorbeeld paard = paards als meervoud benoemen.

Slide 16 - Tekstslide