05. H4.4 (20-1-25)

H4 Kopen een kunst
(KGT Paragraaf 4 / B paragraaf 4)          
De wintersportbeurs     / Gevolgen van consumptie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4 Kopen een kunst
(KGT Paragraaf 4 / B paragraaf 4)          
De wintersportbeurs     / Gevolgen van consumptie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk
Instructie B
Instructie T
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide


BK

Maken Hoofdstuk 4:
paragraaf 5

(incl rekentrainer)


KGT

Maken Hoofdstuk 4:
paragraaf 3

(incl rekentrainer)

Huiswerk 20 januari

Slide 3 - Tekstslide

Volgorde hoofdstuk 4
B
KGT
§ 1
§ 1
§ 2
§ 2
§ 5
§ 3
§ 3
§ 5
§ 4
§ 4
-
§ 6
9-1
15-1
16-1
22-1
23-1
29-1
Maandag 5 februari
Toets hoofdstuk 4

Slide 4 - Tekstslide

Doel B§4 / KGT§4

  • (B) Ik kan uitleggen waar je rekening mee moet houden als je consumeert.
  • (KGT) Ik kan uitleggen wat de invloed is van vraag naar en aanbod van een product op de prijs.

Slide 5 - Tekstslide

Doel B§4
  • (B) Ik kan uitleggen waar je rekening mee moet houden als je consumeert.

Slide 6 - Tekstslide

Door consumptie (consumeren) konden we onze behoeften vervullen. Dat betekent dat we door goederen of diensten te kopen voldoen aan dat wat we graag willen of nodig hebben.

Consumeren heeft ook negatieve gevolgen:
  • voor jezelf (gezondheid)
  • anderen (gezondheid, overlast)
  • het milieu

Negatieve gevolgen van consumptie

Slide 7 - Tekstslide

Het consumeren (kopen) kan voor overlast zorgen. Dat is een gevolg van de consumptie. Je kunt rekening houden door het zachter te zetten of minder te gebruiken
Overlast

Slide 8 - Tekstslide

Kinderarbeid betekent dat kinderen (zwaar of gevaarlijk) werk moeten doen, terwijl ze eigenlijk naar school moeten.

Wist je dat:
  • Wereldwijd 1 op de 10 kinderen tussen de 5
     en 17 jaar oud werkt en bijna de helft
     daarvan jonger is dan 12 jaar. In de armste
     landen werkt 1 op de 5 kinderen werkt.
  • Primark een slecht imago heeft ten aanzien
     van kinderarbeid.





Kinderarbeid

Slide 9 - Tekstslide

Het consumeren (kopen) van goederen en diensten zorgt afval. Dat is een gevolg van de consumptie. Je kunt dit afval scheiden en recyclen, want dat is beter voor het milieu.
Afval

Slide 10 - Tekstslide

Het consumeren (kopen) van ongezond eten, sigaretten en alcohol is slecht voor jezelf en ook voor anderen.
Gezondheid

Slide 11 - Tekstslide

Wat kun jij doen?
  • Gezond leven
  • Rekening houden met anderen
  • Geen producten van kinderarbeid kopen
  • Afval scheiden
  • Regels die er zijn volgen (snelheid)
  • Milieuvriendelijke producten kopen
Wat kun jij doen?

Slide 12 - Tekstslide

Doel KGT§4

  • Ik kan uitleggen wat de vraag naar en aanbod van een product is.
  • Ik kan uitleggen wat de invloed is van vraag naar en aanbod op de prijs van een product is.

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Vraag
  • Vraag:de hoeveelheid die consumenten van een bepaald product willen kopen
  • Vraag wordt beïnvloed door: Smaak, inkomen van de consument, etc.)

Slide 15 - Tekstslide

Vraag in de grafiek
Belangrijk voor de vraag is de prijs:
  • Hoge prijs --> lage vraag
  • Lage prijs --> hoge vraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel skipakken worden er gevraagd bij een prijs van €900,- ?
A
100
B
300
C
900

Slide 17 - Quizvraag

Aanbod
AANBOD: De hoeveelheid die een producent van een product wil verkopen.

Belangrijk voor de grootte van het aanbod:
prijs van het product, kennis, ervaring, gereedschap, aantal werknemers in het bedrijf.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Aanbod in de grafiek
Belangrijk voor het aanbod is de prijs:
  • Hoge prijs --> aanbod hoog
  • Lage prijs --> aanbod laag

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel skipakken worden er aangeboden bij een prijs van €300,- ?
A
100
B
300
C
900
D
0

Slide 21 - Quizvraag

Vraag
De hoeveelheid van een product die de consumenten samen willen kopen.

- smaak
- inkomen
- reclame
- mode 
Aanbod
De hoeveelheid die de ondernemers samen willen verkopen. 

- omvang bedrijf (hoe groot?)
-  kennis
- ervaring

Slide 22 - Tekstslide

Markt
Alle vraag en aanbod bij elkaar noemen we de markt. 

Bijvoorbeeld: Alle vraag en aanbod van bloemen bij elkaar noemen we de markt voor bloemen.
Andere voorbeelden de huizenmarkt, de energiemarkt en de markt voor telefoonproviders. 

Slide 23 - Tekstslide

Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde

Als de vraag op een dag groter is dan het aanbod, dan gaat de prijs omhoog. Aanbieders verkopen hun producten dan toch wel.



Vraag groter dan aanbod

Slide 24 - Tekstslide

Vraag en aanbod zijn niet altijd hetzelfde. Aanbod kan ook groter zijn dan de vraag.

Dan krijgen verkopers niet alle producten verkocht. Wat zullen verkopers dan met de prijs doen?
Aanbod groter dan vraag

Slide 25 - Tekstslide

Vraag naar producten ⬇️ = prijs ⬇️



Vraag naar producten ⬆️ = prijs ⬆️



Aanbod van producten ⬇️ = prijs ⬆️



Aanbod van producten ⬆️ = prijs ⬇️
Wat zijn de gevolgen voor de prijs?

Slide 26 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 27 - Tekstslide


Antwoord lesdoel(en)

Slide 28 - Open vraag


BK

Maken Hoofdstuk 4:
paragraaf 4

(incl rekentrainer)


KGT

Maken Hoofdstuk 4:
paragraaf 4

(incl rekentrainer)

Huiswerk 21 januari

Slide 29 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 30 - Tekstslide