1.1 Wat is geschiedenis?

1.1 Wat is geschiedenis?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.1 Wat is geschiedenis?

Slide 1 - Tekstslide

schrijf op je wisbordje een antwoord op de vraag:
Wat bestudeer je bij het vak geschiedenis?

Eerder klaar: welke jaartelling beruiken we in Nederland?

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
1. Leerdoel(en)
2. Uitleg met aantekeningen.
3. Checkvraag bij de uitleg.
4. Werkboek maken/nakijken opdrachten.
5. Samenvatting van leerdoel(en).

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

- Je kunt verschillende bronnen herkennen.
- Je kunt uitleggen dat er verschillende geschiedenissen zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Werken met het verleden
  • Het verleden is alles wat gebeurd is voor vandaag.
  • Een historicus bestudeert het verleden. Zij doen onderzoek en kiezen daarbij om een verhaal of beschrijving van het verleden te maken, dat noemen we dan geschiedenis.
  •  Een archeoloog doet onderzoek door opgravingen te doen en dan de sporen in de grond te bestuderen.

Slide 5 - Tekstslide

Primaire bronnen zijn bronnen uit de tijd van de gebeurtenis zelf. Bijvoorbeeld een speerpunt, een tempel, munten.
Secundaire bronnen zijn bronnen die gemaakt zijn met bronnen uit een eerdere periode. Bijv. je schoolboek of een bewerkte foto.
Ongeschreven bronnen zijn bronnen zonder tekst. Bijvoorbeeld een grotschildering, wapens, werktuigen, foto's, gebouwen, beelden, schilderijen, overblijfselen van mensen.
Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst zoals een boek, brief, e-mail, hiërogliefen.
  • Er zijn verschillende bronnen= alles uit het verleden om informatie over het verleden uit te halen.
  • Primaire bronnen zijn bronnen uit de tijd van de gebeurtenis zelf. Bijvoorbeeld een speerpunt uit de prehistorie, een Griekse tempel, VOC munten.
  • Secundaire bronnen zijn bronnen die gemaakt zijn met bronnen uit een eerdere periode. Bijv. je schoolboek of een bewerkte foto.
  • Ongeschreven bronnen zijn bronnen zonder tekst. Bijvoorbeeld een grotschildering, wapens, werktuigen, foto's, gebouwen, beelden, schilderijen, overblijfselen van mensen.
  • Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst zoals een boek, brief, e-mail, hiërogliefen.

Slide 6 - Tekstslide

Eén verleden, maar veel geschiedenissen.
  • Een historicus kiest welk deel van de geschiedenis hij/zij gaat onderzoeken en in zijn verhaal gaat vertellen. Daarom zijn er ook zo veel verschillende verhalen over. Je kunt dus zelf bedenken wat jij wilt onderzoeken, dat maakt geschiedenis zo leuk.

Slide 7 - Tekstslide

Soorten onderwerpen
  • Politiek: hoe de macht is verdeeld en hoe gebieden worden bestuurd.
  • Economisch: hoe mensen aan hun middelen van bestaan komen. Handel en landbouw vallen hier ook onder.
  • Sociaal: hoe mensen en groepen mensen met elkaar omgaan.
  • Cultureel: de gebruiken, ideeën, kunst en tradities van mensen.

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf het antwoord op de vraag op je wisbordje.
Noem twee soorten bronnen met een voorbeeld.

Eerder klaar: noem en leg uit wat voor soort onderwerp een historicus kan kiezen bij een onderzoek.

Slide 9 - Tekstslide

Te doen
Maken werkboek par 1.1 vraag 1,2,3.

Maken cornell schema /flashcards/  succescriteria par. 1.1

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting leerdoel(en)
Ik kan verschillende bronnen herkennen.
Ik kan uitleggen dat er verschillende geschiedenissen zijn.

Schrijf in max. 5 zinnen een samenvatting van de leerdoelen van vandaag.

Slide 11 - Tekstslide

1.1 Wat is geschiedenis?

Slide 12 - Tekstslide

schrijf op je wisbordje een antwoord op de vraag:
Wat doet een archeoloog?

Eerder klaar: noem twee soorten bronnen met een voorbeeld.

Slide 13 - Tekstslide

Lesplanning
1. Leerdoel(en)
2. Uitleg met aantekeningen.
3. Checkvraag bij de uitleg.
4. Werkboek maken/nakijken opdrachten.
5. Samenvatting van leerdoel(en).

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.
Je kunt een tijdbalk maken en aflezen.


Slide 15 - Tekstslide

Het verleden is enorm lang, daarom ordenen we die. We gebruiken de 10 tijdvakken en de periode indeling. 

Prehistorie= periode waarin mensen nog niet konden schrijven.
Deze heeft geen vast eindpunt. In Nederland eindigde de prehistorie pas met de komst van de Romeinen die schrift meebrachten. In Egypte al in 3000 v. Chr. toen die gingen schrijven.
De volgorde waarin iets gebeurt noemen we chronologie. Jaartallen ordenen van vroeger naar later noemen we een chronologische volgorde. 
Er is een christelijke, joodse, Chinese en islamitische jaartelling. 
Dus een gebeurtenis voor Christus is bijv. 56 v. Chr.

Slide 16 - Tekstslide

Regels tijdbalk:
1. Elk vak is evenveel tijd. Een eeuw of eeuwen.
2. Logische begintijd en eindtijd.
3. Gebeurtenissen zet je met een verbindingslijn boven of onder de tijdbalk.
4. Maak een nette tijdbalk.
5. Geef de tijdbalk een titel. Bijv. tijdbalk van mijn leven.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf het antwoord op de vraag op je wisbordje.
Maak een tijdlijn van je eigen leven met 3 belangrijke gebeurtenissen.

Slide 18 - Tekstslide

Te doen
Maken werkboek par 1.1 vraag 4 t/m 8.
Maken cornell schema /flashcards/ succescriteria par. 1.1

Leren begrippen, leerdoelen par. 1.1.

Slide 19 - Tekstslide

Samenvatting leerdoel(en)
Ik kan de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.
Ik kan een tijdbalk maken en aflezen.

Schrijf in max. 5 zinnen een samenvatting van de leerdoelen van vandaag.

Slide 20 - Tekstslide