leerjaar 1 Cellen en organen th2
1 / 35
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een orgaan?
timer
1:00
Slide 2 - Open vraag
Wat is een organenstelsel
timer
1:00
Slide 3 - Open vraag
Zet op volgorde van groot naar klein
groot
klein
timer
1:00
organenstelsel
cel
organisme
orgaan
Slide 4 - Sleepvraag
nummer 5
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag
Slide 5 - Quizvraag
nummer 2
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag
Slide 6 - Quizvraag
nummer 10
timer
0:20
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag
Slide 7 - Quizvraag
nummer 6
timer
0:20
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag
Slide 8 - Quizvraag
Welke stelsels zie je?
timer
0:20
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
bottenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen
Slide 9 - Quizvraag
Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
timer
0:20
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet
Slide 10 - Quizvraag
Cellen
timer
0:20
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een organisme?
timer
1:00
Slide 12 - Open vraag
Organen van planten zijn
timer
1:00
Slide 13 - Open vraag
Het hart is:
timer
0:20
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme
Slide 14 - Quizvraag
Welk organenstelsel zorgt voor de vertering van je eten?
timer
0:20
A
Het bloedvatenstelsel
B
De maag en de lever
C
Het verteringsstelsel
D
Het zenuwstelsel
Slide 15 - Quizvraag
De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
timer
0:20
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel
Slide 16 - Quizvraag
De huid is een voorbeeld van:
timer
0:20
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een cel?
timer
1:00
Slide 18 - Open vraag
Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quizvraag
Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
timer
0:20
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels
Slide 20 - Quizvraag
welk onderdeel van de afbeelding is een orgaanstelsel?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noemen we het voorwerp dat je met de microscoop wilt bekijken?
A
Tafel
B
Object
C
Preparaat
Slide 22 - Quizvraag
In een natuurgetrouwe tekening van een organisme worden de details weggelaten
A
Goed
B
Fout
Slide 23 - Quizvraag
De celkern zorgt voor de stevigheid
A
Goed
B
Fout
Slide 24 - Quizvraag
Een organenstelsel is een groep organen die samen een bepaalde functie hebben
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quizvraag
Welk organenstelsel wordt hier weergegeven?
A
Bloedvatenstelsel
B
zenuwstelsel
C
Beenderstelsel
D
Spierstelsel
Slide 26 - Quizvraag
Aan welk nummer pak je de microscoop vast?
A
2 en 6
B
2
C
2 en 12
D
2, 6 en 12
Slide 27 - Quizvraag
De maag van een mens is een.....
A
Cel
B
Weefsel
C
Orgaan
D
Orgaanstelsel
Slide 28 - Quizvraag
Waar staat de juiste volgorde van klein naar groot?
A
cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
B
cel - weefsel - orgaan - organisme - orgaanstelsel
C
weefsel - cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
D
cel - orgaan - weefsel - orgaanstelsel - organisme
Slide 29 - Quizvraag
Door aan de grote schroef van de microscoop te draaien, kun je een ander objectief kiezen.
A
Goed
B
Fout
Slide 30 - Quizvraag
Met welk onderdeel stel je de microscoop scherp?
A
4
B
5
C
8
D
10
Slide 31 - Quizvraag
Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 32 - Quizvraag
Alle cellen bestaan uit organen
A
goed
B
fout
Slide 33 - Quizvraag
Uit welke 3 celonderdelen bestaat een cel van ons lichaam?
A
celmembraan, celkern, celwand
B
celmembraan, celplasma
C
celplasma, celmembraan, celwand
D
celplasma, celmembraan, celkern
Slide 34 - Quizvraag
Waarvoor is het oculair van een microscoop?
A
Hier kijk je doorheen
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht
