In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Basisstof 1 en 2
Slide 1 - Tekstslide
Tot welk niveau van de ecologie behoort een hert?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem
Slide 2 - Quizvraag
Tot welk niveau van de ecologie behoort een bos?
A
Ecosysteem
B
Individu
C
Levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen
Slide 4 - Quizvraag
Horen soortgenoten bij biotische of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 5 - Quizvraag
Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 6 - Quizvraag
Basisstof 3
Slide 7 - Tekstslide
Een soort heeft altijd een verspreidingsgebied (areaal) waarin het zich kan handhaven, afhankelijk van de tolerantie tegen bepaalde abiotische factoren. Een marge van een abiotische factor waarin een soort zich nog kan handhaven (zoals tussen temp. van 5-15 graden) heet een..
A
Tolerantiegebied
B
Areaal
C
Tolerantiegrens
Slide 8 - Quizvraag
In diagram 1 van figuur 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
Slide 9 - Quizvraag
Basisstof 4
Slide 10 - Tekstslide
Een populatie die groeit volgens een S-curve wordt gereguleerd door....
A
dichtheidsAFhankelijke factoren
B
dichtheidsONAFhankelijke factoren
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke curve is een populatie het meest stabiel in aantal en dichtheid?
A
S-curve
B
J-curve
Slide 12 - Quizvraag
Basisstof 5
Slide 13 - Tekstslide
Een voedselketen begint altijd met een
A
Consument
B
Reducent
C
Producent
Slide 14 - Quizvraag
De pijl in een voedselketen/-web betekent.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"
Slide 15 - Quizvraag
Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras
Slide 16 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 17 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 18 - Quizvraag
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 19 - Quizvraag
Basisstof 6
Slide 20 - Tekstslide
Neemt de biomassa in elke schakel toe of af?
A
Neemt toe
B
Neemt af
Slide 21 - Quizvraag
Biomassa gaat niet verloren door:
A
Dissimilatie
B
Assimilatie
C
Afgestorven weefsel
D
Onverteerd voedsel
Slide 22 - Quizvraag
Dit is een piramide van ...
A
aantallen
B
biomassa
Slide 23 - Quizvraag
Welke piramide heeft altijd een piramidevorm?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Beide piramides
D
Geen van beide piramides
Slide 24 - Quizvraag
basisstof 7
Slide 25 - Tekstslide
In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 26 - Quizvraag
Veel verschillende soorten organismen
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 27 - Quizvraag
Grote biodiversiteit
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 28 - Quizvraag
humusarme bodem (organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 29 - Quizvraag
Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?