K1 SS7 chapter 6 I

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Sara 

Nazla

Erdem

Hwida 

Muberra

Sam

Marouah

David

Tammy

Manar

Georgi

Inaira

Mohammed

Dominiki

Mehmet

Kuba

Violeta

Achraf

Ilias 

Ahmed

docent

Welcome K1B

Week 8 - Lesson 3

Grammar

Terugblik

Today's class

At the end of this class I...

• ... 
• ... can use the past simple of 'to have' correctly.

1. Welke tijd is de 'past simple'?

• verleden tijd

2. Wat zijn de vormen van het werkwoord 'to have'?

• I, you, we, you, they = have
• he, she, it = has

To have (t.t)= Hebben

• I have
• you have
• he/she/it has
• we have
• you have
• they have

To have(v.t) = hadden

• I had
• you had
  
• he/she/it had
  
• we had
  
• you had
• they had
  

Past Simple:  to have

Je gebruikt de past simple to have (had) om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen. 

Past Simple: ontkenning to have

Je gebruikt didn't + het hele werkwoord om aan te geven dat iets niet gedaan of gebeurd is. 

We didn't have a look at the animals. 

They didn't have a match last weekend.

Past Simple: to be & to have

	to be			to have
I	was		I	had
you	were		you	had
he/she/it	was		he/she/it	had
we	were		we	had
you	were		you	had
they	were		they	had

They ___ in Amsterdam yesterday.

1. wasn't
2. weren't
3. aren't
4. isn't

I ___ (have - not) a party last weekend.

1. didn't have
2. don't have
3. have
4. has

We ___ a pet fish years ago.

1. had
2. have
3. has

To Be and to have 

Present:       

                                                

Past: 

Let's work!

1. Je werkt zelfstandig. Het blijft stil.

2. Maak opdracht 55  (blz. 141).

2. De eerste 3 minuten probeer je het zelf. Gebruik je boek als je er niet uitkomt (blz. 141).

3. Daarna ga ik langs om te helpen.

I can use the past simple of 'to be' and 'to have' correctly.

😒🙁😐🙂😃