In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nederland 1848 - 1917
De grondwet van Thorbecke
Slide 1 - Tekstslide
In welk jaar werd het Koninkrijk der Nederlanden opgericht?
A
1813
B
1814
C
1815
D
1839
Slide 2 - Quizvraag
Macht koning ter discussie
Willem I regeerde als autocraat. In 1830 breekt protest uit in België:
De Belgische elite had minder inspraak in het bestuur.
Nederlands werd de officiële landstaal. De Belgische elite sprak Frans.
Het Zuiden was overwegend katholiek. In het Noorden hadden de protestanten de macht.
Willem I investeerde Belgisch belastingsgeld vooral in Nederland.
Wij Willen Willem Weg, Wilde Willem Wijzer Worden, Willen Wij Willem Weer
Slide 3 - Tekstslide
Macht koning ter discussie
Willem I weigerde België te erkennen (volhardingspolitiek).
Willem I z'n weigering kostte Nederland veel geld. Hij verliest hierdoor steun in Nederland.
In 1839 erkent Willem I de onafhankelijkheid van België.
In 1840 treedt Willem I af.
Slide 4 - Tekstslide
Willem I trad af. Wie volgde hem op?
A
Emma
B
Willem van Oranje
C
Willem II
D
Wilhelmina
Slide 5 - Quizvraag
Willem II
Wil graag als autocraat regeren.
Staten-Generaal is verdeeld in 2 groepen: - progressieven: willen de macht van de koning beperken - conservatieven: steunen de koning
Slide 6 - Tekstslide
1848: Revolutie in Europa
Voor 1848 werd Europa vooral geregeerd door autocratische koningen.
In 1848 komt de burgerijopnieuw in opstand.
Ook in Amsterdam breken rellen uit.
Koning Willem II stemt in met een wijziging van de grondwet.
Slide 7 - Tekstslide
1848: Grondwet van Thorbecke Ministriële verantwoordelijkheid
De koning is onschendbaar
De ministers zijn verantwoordelijk
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent 'onschendbaar zijn'
Slide 9 - Woordweb
1848: Grondwet van Thorbecke Ministriële verantwoordelijkheid
De koning is onschendbaar (= hij kan niet vervolgd worden voor wat hij doet of zegt)
De ministers zijn verantwoordelijk
Slide 10 - Tekstslide
Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning
Slide 11 - Quizvraag
Ook leden van het parlement zijn 'onschendbaar'. Waarom?
Slide 12 - Woordweb
1848: Grondwet van Thorbecke Ministriële verantwoordelijkheid
De koning is onschendbaar
De ministers zijn verantwoordelijk
De macht verschuift van de koning naar het parlement.
Slide 13 - Tekstslide
1848: Grondwet van Thorbecke De rechten van het parlement
rollenspel rechten van de Tweede Kamer
Slide 14 - Tekstslide
Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken
Regering controleren
B
Wetgeving maken
Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren
Dagelijks bestuur van het land
Slide 15 - Quizvraag
Hoe heet ook alweer het recht om wetten voor te stellen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht
Slide 16 - Quizvraag
Elke dinsdagmiddag is er een vragenuurtje in de Tweede Kamer. Ministers moeten dan vragen beantwoorden van Kamerleden.
A
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
B
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar controlerende taak uit te voeren.
C
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
D
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar controlerende taak uit te voeren.
Slide 17 - Quizvraag
Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Met het vragenrecht wordt de
Kamer geïnformeerd over
het beleid van de ministers.
B
Met het interpellatierecht
roept de Kamer een minister
ter verantwoording.
C
Met het interpellatierecht wordt
de Kamer geïnformeerd over
het beleid van de ministers.
D
Met het vragenrecht roept
de Kamer een minister
ter verantwoording.
Slide 18 - Quizvraag
Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht
Slide 19 - Quizvraag
Welke rechten heeft de Tweede Kamer wel, die de Eerste Kamer niet heeft?
A
Het amendementsrecht en
het interpellatierecht
B
Het interpellatierecht en
het vragenrecht
C
Het vragenrecht en
het initiatiefrecht
D
Het initiatiefrecht en
het amendementsrecht
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht
Slide 21 - Quizvraag
Waarvoor gebruikt de Tweede Kamer het enquêterecht?
A
Dit recht wordt gebruikt
om de mening van het
Nederlandse volk te peilen.
B
Dit recht wordt gebruikt
om een minister ter
verantwoording te roepen.
C
Dit recht wordt gebruikt
om iets wat misliep tot op
de bodem te onderzoeken.
D
Dit recht wordt gebruikt
om de mening van de
Tweede Kamer te peilen.
Slide 22 - Quizvraag
Met een motie kan de Tweede Kamer aan de regering vragen om iets te doen. Ook kan men met een motie een oordeel vellen over het beleid van de regering. Als een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, stapt de regering of de minister op. Leg uit waarom!
Slide 23 - Open vraag
Wat zijn de controlerende rechten van de Tweede Kamer?
Slide 24 - Woordweb
Wat zijn de wetgevende rechten van de Tweede Kamer?
Slide 25 - Woordweb
1848: Grondwet van Thorbecke De rechten van het parlement
Wetgevende rechten
recht van initiatief
recht van amendement
recht om wetten te stemmen
Slide 26 - Tekstslide
1848: Grondwet van Thorbecke De rechten van het parlement
Controlerende rechten
vragenrecht
interpellatierecht
enquêterecht
budgetrecht
motierecht
Slide 27 - Tekstslide
Wie koos ook alweer voor 1848 de Tweede Kamer?
A
De koning
B
De rijke burgers
C
De Provinciale Staten
Slide 28 - Quizvraag
Wie koos ook alweer voor 1848 de Eerste Kamer?
A
De koning
B
De rijke burgers
C
De Provinciale Staten
Slide 29 - Quizvraag
Vanaf 1848 werd het cijnskiesrecht ingevoerd. Alleen de rijke burgerij mocht stemmen. Hoe weet men of je rijk bent?
Slide 30 - Open vraag
1848: Grondwet van Thorbecke Invoering cijnskiesrecht
De Tweede Kamer wordt direct de rijke burgerij gekozen (cijnskiesrecht).
De Eerste Kamer wordt indirect door de Provinciale Staten gekozen.
De macht verschuift van de koning naar de rijke burgerij.
Slide 31 - Tekstslide
Wie controleerde voor 1848 de regering?
A
De rechters
B
De Eerste Kamer
C
De Tweede Kamer
D
De koning
Slide 32 - Quizvraag
Welke taken heeft de Tweede Kamer?
A
Wetgeving maken
Regering controleren
B
Wetgeving maken
Dagelijks bestuur van het land
C
Regering controleren
Dagelijks bestuur van het land
Slide 33 - Quizvraag
Antwoord
Recht van initiatief (alleen Tweede Kamer)
Recht van amendement (alleen Tweede Kamer)
Recht om wetten goed of af te keuren
Wat zijn de wetgevende rechten van de Tweede Kamer?
Slide 34 - Woordweb
Antwoord
Budgetrecht
Vragenrecht
Interpellatierecht
Enquêterecht
Motierecht
Wat zijn de controlerende rechten van de Tweede Kamer?
Slide 35 - Woordweb
Hoe heet ook alweer het recht om wetten voor te stellen?
A
Amendementsrecht
B
Enquêterecht
C
Initiatiefrecht
D
Interpellatierecht
Slide 36 - Quizvraag
Elke dinsdagmiddag is er een vragenuurtje in de Tweede Kamer. Ministers moeten dan vragen beantwoorden van Kamerleden.
A
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
B
De Tweede Kamer maakt gebruik van het vragenrecht om haar controlerende taak uit te voeren.
C
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar wetgevende taak uit te voeren.
D
De Tweede Kamer maakt gebruik van het interpellatierecht om haar controlerende taak uit te voeren.
Slide 37 - Quizvraag
Welke 2 beweringen zijn juist?
A
Met het vragenrecht wordt de
Kamer geïnformeerd over
het beleid van de ministers.
B
Met het interpellatierecht
roept de Kamer een minister
ter verantwoording.
C
Met het interpellatierecht wordt
de Kamer geïnformeerd over
het beleid van de ministers.
D
Met het vragenrecht roept
de Kamer een minister
ter verantwoording.
Slide 38 - Quizvraag
Welk recht gebruikt de Tweede Kamer als zij een wetsvoorstel wil aanpassen?
A
Het amendementsrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het vragenrecht
Slide 39 - Quizvraag
Welke rechten heeft de Tweede Kamer wel, die de Eerste Kamer niet heeft?
A
Het amendementsrecht en
het interpellatierecht
B
Het interpellatierecht en
het vragenrecht
C
Het vragenrecht en
het initiatiefrecht
D
Het initiatiefrecht en
het amendementsrecht
Slide 40 - Quizvraag
Wat is geen controlerend recht van de Tweede Kamer?
A
Het budgetrecht
B
Het enquêterecht
C
Het initiatiefrecht
D
Het interpellatierecht
Slide 41 - Quizvraag
Waarvoor gebruikt de Tweede Kamer het enquêterecht?
A
Dit recht wordt gebruikt
om de mening van het
Nederlandse volk te peilen.
B
Dit recht wordt gebruikt
om een minister ter
verantwoording te roepen.
C
Dit recht wordt gebruikt
om iets wat misliep tot op
de bodem te onderzoeken.
D
Dit recht wordt gebruikt
om de mening van de
Tweede Kamer te peilen.
Slide 42 - Quizvraag
Met een motie kan de Tweede Kamer aan de regering vragen om iets te doen. Ook kan men met een motie een oordeel vellen over het beleid van de regering. Als een motie van wantrouwen door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, stapt de regering of de minister op. Leg uit waarom!