Begrippen toets - 2

Telefoons in de telefoonbak
Tassen onder de tafels
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Media, Vormgeving en ICTMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Telefoons in de telefoonbak
Tassen onder de tafels

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen van deze les:

- Je kan een keuze maken tussen bijvoorbeeld het maken van een plattegrond, magazine of een portfolio

- Je kan je geschetste ontwerp digitaal maken in Illustrator

- Je kan je geschetst ontwerp interactief maken door knoppen en formulieren in Indesign toe te voegen

- Je weet begrippen over ICT,  fotografie en interactief

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
Eerste uur
- Interactief ontwerp
- Uitleg over: 
Hoe maak je een pakket van je interactieve ontwerp
- Begrippen leren

Tweede uur
- 15 min oefentoets 
- Verder met interactief ontwerp

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een pakket van je interactieve ontwerp

Het voordeel van een pakket in InDesign is dat je op de computer een mapje maakt, waarin alle gebruikte lettertypen (fonts) en alle gebruikte foto's of illustraties van het boek zitten. 

Slide 4 - Tekstslide

Tweede lesuur
15min


Begrippen oefentoets


Slide 5 - Tekstslide

Noem hier twee perspectieven die je kent binnen fotografie

Slide 6 - Open vraag

Wat is een neutraalperspectief?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een vogelvluchtperspectief?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een kikvorsperspectief?

Slide 9 - Open vraag

Bijsnijden gebruik je?
A
Tijdens het opmaken van tekst om de foto's heen
B
Niet tijdens het opmaken van tekst om de foto's heen
C
Tijdens het fotograferen heb je nog niet de gewenste compositie hebt bereikt.
D
Tijdens het printen van de foto's zonder dat witruimte weg gesneden word

Slide 10 - Quizvraag

Interactief document
A
Bevat naast tekst en beeld geen koppelingen naar animaties, video's, andere bestanden en kan bijvoorbeeld ingevuld worden
B
Een bestand dat tekst en afbeeldingen heeft en gemaakt is in InDesign
C
Een bestand dat uit zichzelf bestuurd word
D
Bevat naast tekst en beeld ook koppelingen naar animaties, video’s, andere bestanden en kan bijvoorbeeld ingevuld worden

Slide 11 - Quizvraag

Interactieve elementen
A
De elementen waarmee je iets kunt doen als gebruiker. Bijvoorbeeld niet knoppen, linkjes en video’s.
B
De elementen waarmee je kan vormgeven en kan bewerken in InDesign
C
De elementen waarmee je iets kunt doen als gebruiker. Bijvoorbeeld knoppen, linkjes en video’s.
D
De elementen die zorgen voor bepaalde lettertypes, afbeeldingen

Slide 12 - Quizvraag

MPEG
A
Standaard om video- en audio-data op te slaan.
B
Media plug edit game
C
Media plug
D
Music Play Edit

Slide 13 - Quizvraag

Navigatie
A
Een soort interactieve inhoudsopgave. Hierdoor kun je makkelijk keuzes maken en kom je direct bij de informatie die je nodig hebt
B
Een systeem dat je van A naar B bestuurt door de richting aan te geven.
C
Geen soort interactieve inhoudsopgave. Hierdoor kun je makkelijk keuzes maken en kom je direct bij de informatie die je nodig hebt
D
Een systeem dat zorgt dat je naar een bepaalde locatie op google maps komt.

Slide 14 - Quizvraag

Eindgebruiker
A
Een gebruiker die als laatste het onderdeel gebruikt.
B
Een gebruiker van een device. De gebruiker heeft wel ICT-kennis nodig.
C
Een gebruiker die het einddeel ontwerpt
D
Een gebruiker van een device. De gebruiker heeft geen ICT-kennis nodig.

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf een email naar je oom of tante die jij adviseert over welke telefoon ze kunnen kopen

Slide 16 - Open vraag

Schrijf een email naar een klant die jij adviseert over welke telefoon hij zou kunnen kopen

Slide 17 - Open vraag

wat is dit?
A
Formulier
B
Infographic
C
Stappenplan
D
Navigatie

Slide 18 - Quizvraag

Moederbord
A
Bord in het midden van het besturingssysteem
B
Een printplaat met elektronische schakelingen
C
Een printplaat dat kan communceren
D
Bord in het midden van de computer

Slide 19 - Quizvraag

Hardware
A
De onderdelen van een computer die je kunt vasthouden
B
Onderdelen van een gebruiker
C
De onderdelen van een computer die je niet kunt vasthouden
D
Onderdelen van een niet gebruiker

Slide 20 - Quizvraag

DAB
A
Digitale anti base
B
Digitale base
C
Digitale radio
D
Desk base

Slide 21 - Quizvraag

Processor
A
Een complexe chip die de gebruiker kan lezen
B
Een complexe chip die de taken van de computer uitvoert.
C
Een besturingssysteem van een toetsenbord
D
Een besturingsysteem van een printer

Slide 22 - Quizvraag

Flowchart
A
Een tekening waarin het verloop van een proces of een programma wordt uitgetekend.
B
Een tekening die de flow naar het einddoel duidelijk maakt voor de gebruiker
C
Een flow die de gebruiker kan gebruiken om te communiceren met andere onderdelen
D
Onderdelen die samen met elkaar een flow maken

Slide 23 - Quizvraag

Besturingssysteem
A
Zorgt dat je een bepaalde richting op kan sturen
B
Zorgt ervoor dat de computer kan opstarten en de basisfuncties van de computer.
C
Systeem dat zorgt dat je een bepaalde richting op kan gaan
D
Daarmee bestuur je onderdelen net als een elektrische auto

Slide 24 - Quizvraag

Gebruikersvriendelijk

Slide 25 - Open vraag

Image

Slide 26 - Open vraag

Randapparatuur

Slide 27 - Open vraag

Resolutie
A
Het aantal beeldpunten van een scherm in horizontale en verticale richting.
B
Het aantal punten op een foto
C
De grote van de foto of het beeldscherm
D
De grote van de afbeelding kan je zien aan dat de foto lelijker word

Slide 28 - Quizvraag

HDMI-aansluiting
A
Een kabel om verbinding te maken met internet
B
Een kabel om verbinding te maken met bluetooth
C
Manier om een beeldscherm juist niet aan een computer te verbinden
D
Manier om een beeldscherm aan een computer te verbinden

Slide 29 - Quizvraag

Dockingstation
A
Een plek waar je de controller van een gamecomputer kan opladen
B
Een plek om je laptop in te plaatsen om op een vaste werkplek te kunnen werken.
C
Manier om een beeldscherm aan een computer te verbinden.
D
Manier om verbinding te maken tussen toetsenbord en computer

Slide 30 - Quizvraag

Wat hoort niet bij ICT?
A
Opslaan van gegevens
B
Uitwisselen van Informatie
C
Communicatie
D
Technology

Slide 31 - Quizvraag


A
Moederbord
B
Videokaart
C
Filmkaart
D
Geheugenopslag kaart

Slide 32 - Quizvraag

Wat is dit?

Slide 33 - Open vraag

wat is dit?

Slide 34 - Open vraag

Wat is dit?
A
Moederbord
B
SSD
C
Ram-poort
D
Geheugenmodule

Slide 35 - Quizvraag

SSD
A
Beveiligingssoftware
B
Diskette station
C
Dataopslag op basis van geheugenchips
D
Slim Safe Disk

Slide 36 - Quizvraag

Firewall

Slide 37 - Open vraag

Switch
A
Een apparaat dat switch tussen verschillende elektronische apparatuur
B
Een apparaat wat een netwerk over meerdere apparaten verdeelt
C
Een apparaat dat verschillende elektronische apparatuur checkt
D
Een kabel die voor internetverbinding zorgt over meerdere apparaten

Slide 38 - Quizvraag

SSD

Slide 39 - Open vraag