In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
10 minuten zelfstandig lezen in je leesboek
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
2.4. Grammatica
Slide 2 - Tekstslide
Lesopbouw
1. Terugblik vorige les.
2. Lesdoelen deze les.
3. Voorkennis activeren.
4. Instructie.
5. Inoefenen.
6. Zelfstandige verwerking.
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk een woord met een achtervoegsel.
Slide 4 - Open vraag
Lesdoelen
1. Aan het einde van de les heb je de volgende zinsdelen herhaald: pv, wg, o en lv.
2. Aan het einde van de les weet je wat een meewerkend voorwerp is (mv) en kun je deze herkennen in een zinnen.
Slide 5 - Tekstslide
Voorkennis activeren
Benoem de volgende zinsdelen in onderstaande zin: pv, wg, o en lv.
De leraar Engels heeft de past simple uitgelegd.
Slide 6 - Tekstslide
Instructie meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is of wie iets krijgt. Vaak begint het meewerkend voorwerp met aan of voor. Dit woordje kun je bij een meewerkend voorwerp weglaten of juist toevoegen als het er niet bij staat.
Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:
Aan/voor wie + wg + o + lv?
Let op! Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp!
Slide 7 - Tekstslide
DUS... nieuwe stappenplan
1. Onderstreep de pv.
2. Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus óók boven de pv).
3. Zoek het onderwerp: wie of wat + wg?
4. Zoek het lijdend voorwerp: wie of wat + wg + o?
5. Zoek het meewerkend voorwerp: aan/voor wie + wg + o + lv?
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin: Mijn moeder geeft een bos bloemen aan mijn oma.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin: Freek geeft jou een compliment.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin: Tijn heeft voor zijn voetbaltraining een trainingspak gekocht.
Slide 11 - Open vraag
Aan de slag!
Je maakt van paragraaf 2.4 de volgende opdrachten: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10 en 12.