Grammatica 1.4 - 3 kader
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Slide 3 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Slide 4 - Open vraag
Wat is het onderwerp (o) in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Slide 5 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Slide 6 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Slide 7 - Open vraag
Is er een bwb in de zin:
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Morgen moeten we een toets maken.
Morgen moeten we een toets maken.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde(wg) in deze zin?
Je moet altijd je huiswerk maken.
Je moet altijd je huiswerk maken.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde(wg) in deze zin?
In het weekend slaap ik uit.
In het weekend slaap ik uit.
Slide 11 - Open vraag
Wat is het onderwerp (o) in deze zin?
Dat boek heeft hij heel snel uitgelezen.
Dat boek heeft hij heel snel uitgelezen.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin?
De leerling maakt het huiswerk.
De leerling maakt het huiswerk.
Slide 13 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de zin:
Mag ik u een kopje koffie aanbieden?
Mag ik u een kopje koffie aanbieden?
Slide 14 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling (bwb) in de zin:
Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.
Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.
Slide 15 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling (bwb) in de zin:
In de gymzaal lag een grote plas water.
In de gymzaal lag een grote plas water.
Slide 16 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling (bwb) in de zin:
Op haar stage heeft ze veel geleerd.
Op haar stage heeft ze veel geleerd.
