Communicatie 5 tekststructuur

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je frist je werkwoordspelling op
  • Je weet weer wat een hoofdgedachte en onderwerp is
  • Je weet weer wat een vaste tekststructuur is en wat de vijf hoofdmodellen zijn.
  • Je kunt je oriënteren op een tekst en daarin de tekststructuur herkennen;
  • Je kunt uitleggen en bedenken waarom een bepaalde structuur bij een tekst past;
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je frist je werkwoordspelling op
  • Je weet weer wat een hoofdgedachte en onderwerp is
  • Je weet weer wat een vaste tekststructuur is en wat de vijf hoofdmodellen zijn.
  • Je kunt je oriënteren op een tekst en daarin de tekststructuur herkennen;
  • Je kunt uitleggen en bedenken waarom een bepaalde structuur bij een tekst past;

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Onderwerp en hoofdgedachte
Vaste tekststructuren

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp van een tekst
Dit is één woord of een woordgroep, bijvoorbeeld:
  • Leesvaardigheid of
  • Leesvaardigheid opfrissen

Dus: zonder werkwoord + géén zin


Slide 4 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp zegt, bijvoorbeeld:
  • Serieus werken aan leesvaardigheid is belangrijk.
  • Leesvaardigheid moet je continu trainen.

Dus: de hoofdgedachte is een hele zin!


Slide 5 - Tekstslide



  1. Onderwerp:                                      
  2. Deelonderwerpen:                 
  3. Hoofdgedachte:                      
Voorkeursplaatsen

  1. titel, inleiding, slot, afbeeldingen
  2.  tussenkoppen
  3.  (onder-)titel, inleiding, slot

Slide 6 - Tekstslide

Een onderwerp is ...
A
een complete zin
B
één woord of woordgroep
C
minstens drie woorden

Slide 7 - Quizvraag

Een hoofdgedachte is ...
A
een complete zin
B
één woord of woordgroep
C
minstens drie woorden

Slide 8 - Quizvraag

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Wat is geen functie van een inleiding?
A
onderwerp aangeven
B
voorbeeld geven
C
vraag stellen
D
advies geven

Slide 9 - Quizvraag


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
enkel aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 10 - Quizvraag

Inleiding


Een zakelijke tekst bestaat meestal uit een inleiding, middenstuk en slot. 

Een inleiding van een tekst wordt bijna altijd het onderwerp genoemd. Daarnaast wordt bijvoorbeeld:
- de aanleiding voor het schrijven genoemd;
- een voorbeeld bij het onderwerp gegeven;
- een anekdote verteld;
- een belangrijke vraag gesteld;
- een mening of standpunt (over het onderwerp) gegeven;
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
- een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd;
- iets over de opbouw van een tekst verteld;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven. 

Slide 11 - Tekstslide

In het middenstuk ...
A
vind je de hoofdgedachte.
B
wordt een conclusie gegeven.
C
vind je de deelonderwerpen.
D
wordt een advies gegeven.

Slide 12 - Quizvraag

In het middenstuk
A
wordt het belangrijkste uit een tekst herhaald
B
staat de meeste informatie
C
maak je kennis met het onderwerp van een tekst

Slide 13 - Quizvraag

Middenstuk


In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen. 

Slide 14 - Tekstslide

Functies van het slot.
Wat is een functie van het slot?
A
de centrale vraag stellen
B
Een advies geven
C
Een samenvatting geven.
D
enkele personen introduceren.

Slide 15 - Quizvraag

Lees het slot. Wat is de functie van het slot?

A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
D
een toekomstverwachting geven

Slide 16 - Quizvraag

Slot



In het slot van een tekst  wordt bijvoorbeeld:
- de hoofdgedachte van de tekst genoemd;
- een advies gegeven;
- een conclusie getrokken;
- een korte samenvatting van een tekst gegeven;
- een toekomstverwachting genoemd;
- een vraag uit de inleiding beantwoord. 

Slide 17 - Tekstslide

Lees mee
Blz 62

Slide 18 - Tekstslide

Toepassing
Bekijk de advertentie hiernaast. 

-Wat is het doel van de advertentie?
-Welke vaste tekststructuren herken je 
in de advertentie? Leg uit. 

Slide 19 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 5, opdracht 7-14. 
Hoe?
Oefenboek blz 47-49.
Handboek blz 62-63.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Lezen handboek 64-65.

Slide 20 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat een vaste tekststructuur is en wat de vijf hoofdmodellen zijn.

Je kan je oriënteren op een tekst en daarin de tekststructuur herkennen.
Je kan een passende structuur kiezen voor een tekst en de tekst uitwerken volgens die structuur.  

Je kan uitleggen en bedenken waarom een bepaalde structuur bij een tekst past.

Slide 21 - Sleepvraag