Stop je blauw lakmoespapier in een zure oplossing, dan zal het papier rood worden.
Rood lakmoespapier:
Stop je rood lakmoespapier in een basische oplossing, dan zal het papier blauw worden.
Hoe zit het met blauw papier in een basische oplossing, en rood in een zure?
Slide 19 - Tekstslide
Universeel indicatorpapier
Kleine lintjes papier die je in een oplossing kan doen. De kleur van het papier geeft aan wat de pH is. Naast de pH-meter is dit de beste manier om de pH te meten.
Slide 20 - Tekstslide
Algemene indicatoren
Voeg deze stoffen toe aan een oplossing en bekijk wat voor kleur de oplossing krijgt, dan weet je waar de pH ongeveer ligt.
Omslagtraject: De pH-waardes waar de stoffen van kleur gaan veranderen.
Slide 21 - Tekstslide
Een stof heeft een onbekende pH. Wanneer fenolrood wordt toegevoegd kleurt het rood. Wanneer fenolftaleïen wordt toegevoegd kleurt het wit. Wat is de pH?
A
4
B
8
C
12
Slide 22 - Quizvraag
Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:
Hoofdstuk 10 Paragraaf 1:
1 t/m 14
Slide 23 - Tekstslide
Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt aan de hand van de pH uitleggen of een oplossing zuur, neutraal of basisch is.
Je kunt uitleggen hoe je verschillende indicatoren gebruikt om de zuurgraad van een oplossing te bepalen.