WEL => iedereen
GEEN => niet iedereen, maar sommigen
De leerlingen, die niet luisterden, moesten tot 17.00 uur op school blijven.
(de hele klas luisterde niet, dus iedereen moet blijven)
De leerlingen die niet luisterden, moesten tot 17.00 uur op school blijven. (niet de hele klas, maar alleen Umar en Abed. hihi!)