Les 2 - Taalverzorging (uitleg voegwoorden + bijwoord)

Les 3 - Taalverzorging 
1. Uitleg voegwoorden + bijwoord

2. oefeningen via LessonUp

3. zelfstandig aan de slag

Fijne vakantie!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 3 - Taalverzorging 
1. Uitleg voegwoorden + bijwoord

2. oefeningen via LessonUp

3. zelfstandig aan de slag

Fijne vakantie!

Slide 1 - Tekstslide

samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen worden met elkaar verbonden door voegwoorden. 

Hoe herken je een samengestelde zin?

Slide 2 - Tekstslide


HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord (nev. vw.)

Dit zijn: en, of, maar, want, dus.

HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord (ond. vw.)

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.
Voegwoord (vw)

Slide 3 - Tekstslide

Welk van de onderstaande woorden is géén voegwoord?
A
maar
B
toen
C
desondanks
D
gisteren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in onderstaande zin?

We gaan wandelen, mits het droog blijft.
A
we
B
wandelen
C
mits
D
droog

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in onderstaande zin?

Hij herinnerde ons eraan dat we moesten opschieten.

A
eraan
B
dat
C
we
D
ons

Slide 6 - Quizvraag

geen voegwoord
voegwoorden: en, of, maar, want, dus
voegwoorden: omdat, zodat, die, dat, of, ...
nevenschikking
onderschikking
enkelvoudig

Slide 7 - Sleepvraag

of; nevenschikkend of onderschikkend?
Hoofdzin: onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar en kun je niet uit elkaar halen. (nevenschikkend voegwoord)

Bijzin: onderwerp en persoonsvorm staan uit elkaar of kun je uit elkaar halen. (onderschikkend voegwoord)

1. We vroegen ons af of hij het wel gaat halen.
2. Hij gaat voetballen of hij gaat tennissen.

Slide 8 - Tekstslide

Zijn de voegwoorden nevenschikkend of onderschikkend?
nevenschikkende voegwoorden
onderschikkende voegwoorden
en
terwijl
maar
doordat
dus
als
toen
want
hoewel
omdat

Slide 9 - Sleepvraag

bijwoord
Het bijwoord:

- zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of over een ander bijwoord

- geeft een tijd aan

- geeft een plaats aan

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoord

Een bijwoord is niet hetzelfde als een bijwoordelijke bepaling!!


Bijwoord = woordsoort

Bijwoordelijke bepaling = zinsdeel


Een bijwoordelijke bepaling bevat vaak een bijwoord

Slide 11 - Tekstslide

bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.

bijv.
1. Hij werkt hard.
2. De telefoon laadt snel op.
3. Piet luiert graag in zijn weekenden.

Slide 12 - Tekstslide

bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord:  

bijv.
1. Zij is een heel goede leerling.
2. Janneke maakt erg mooie tekeningen.



Slide 13 - Tekstslide

bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een ander bijwoord.

bijv.
1. Zij maakt heel erg mooie tekeningen.
2. De telefoon laadt super snel op.
3. Piet luiert heel graag in zijn weekenden.

Slide 14 - Tekstslide

bijwoord
Een bijwoord geeft een plaats of een tijd aan.

bijv.
1. Toen mocht ik hier komen.
2. Gisteren had ik de afslag naar links genomen.
3. Zullen we elkaar overmorgen ergens treffen?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het bijwoord?
Het bijwoord

Gisteren
zag
ik
een
beroemdheid

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep het bijwoord uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
vrolijk
naar
het
feest.

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep het bijwoord of de bijwoorden uit de zin. 
bijwoord
Ze 
komt
hopelijk
naar
het
feest.

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is het bijwoord/ zijn de bijwoorden?
Jan kan heel hard fietsen.
A
hard
B
heel, hard
C
heel
D
fietsen

Slide 19 - Quizvraag


Wat is een bijwoord?


A
Misschien
B
doe
C
ik
D
het.

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn bijwoorden?

Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
individueel of binnen je groepje

maak opdr. 2, 6, 7, 8 en 9 van hfdst. 7 
- van opdr. 9 mag je 4a en 8a overslaan
- hw voor woensdag na de vakantie


Slide 22 - Tekstslide