Thema 10 oefenvragen

Thema 10 
Voortplanting
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 10 
Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling
Lesopening
Oefenvragen
Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesopening
Je hebt al kennis over voorplanting, maar kun je ook begrippen noemen over dit onderwerp?

Slide 3 - Tekstslide

Noem 5 begrippen uit
BS 10.1 man en vrouw

Slide 4 - Woordweb

PTA onderdelen
Thema 10 + Thema 11 = laatste PTA onderdeel voor biologie.

Hierbij hoort ook een praktische opdracht.
Deze opdracht telt mee voor je PTA cijfer.
De praktische opdracht krijg je binnenkort van je docent.

Slide 5 - Tekstslide

Oefenvragen
Je krijgt nu een aantal oefenvragen te zien.
Hiermee kun je testen of je BS1 man en vrouw voldoende beheerst om door te gaan met de andere lesstof van thema 10..

Slide 6 - Tekstslide

Uit een onderzoek blijkt dat bij Christa de rijping van eicellen niet goed verloopt.
Ze kan wel zwanger worden na een reageerbuisbevruchting.
Ze krijgt hiervoor eerst hormonen toegediend om de rijping van eicellen te stimuleren.
Waar treedt de rijping van eicellen op?
A
In de baarmoeder
B
In de eierstokken
C
In de eileiders
D
In de eicellen

Slide 7 - Quizvraag

Vervolgens worden er ongeveer tien rijpe eicellen bij Christa weggenomen om in het laboratorium bevrucht te worden door zaadcellen van haar man. 
Na de bevruchting beginnen de eicellen zich te delen. Als na ongeveer drie dagen elk embryo uit acht cellen bestaat, worden er twee embryo’s in haar lichaam gebracht om zich daar in te nestelen. 
Beide embryo’s ontwikkelen zich tot een baby.

Slide 8 - Tekstslide

Welke letter geeft het orgaan aan waarin een embryo zich innestelt?

A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 9 - Quizvraag

Vervolgens worden er ongeveer tien rijpe eicellen bij Christa weggenomen om in het laboratorium bevrucht te worden door zaadcellen van haar man. 
Na de bevruchting beginnen de eicellen zich te delen. Als na ongeveer drie dagen elk embryo uit acht cellen bestaat, worden er twee embryo’s in haar lichaam gebracht om zich daar in te nestelen. 
Beide embryo’s ontwikkelen zich tot een baby.

Slide 10 - Tekstslide

Aan het eind van de zwangerschap van Christa wordt een tweeling geboren.
Is dit een eeneiige of een twee-eiige tweeling?
Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open vraag

Waar worden zaadcellen aangemaakt?
A
In de zaadleiders
B
In de teelballen
C
In de bijballen
D
In de zaadblaasjes

Slide 12 - Quizvraag

Leg uit waardoor zaadcellen zonder zweepstaart onvruchtbaarheid tot gevolg
hebben.

Slide 13 - Open vraag

Welke letter geeft het deel aan waar zaadvocht gemaakt wordt?
A
Q
B
P
C
U
D
T

Slide 14 - Quizvraag

Er zijn gevallen waarbij een vruchtbaarheidsprobleem bij een man veroorzaakt worden door een afwijking aan de hypofyse.
Leg uit waardoor een afwijking aan de hypofyse kan leiden tot verminderde
vruchtbaarheid.

Slide 15 - Open vraag


Op welke dag begint het opbouwen van het slijmvlies?
A
dag 1
B
dag 6
C
dag 14
D
dag 18

Slide 16 - Quizvraag

Je ziet bovenaan een klein bolletje.
Wat is dat?
A
De menstruatie
B
De eisprong = ovulatie
C
De afbraak van het baarmoederslijmvlies
D
Een zaadcel; eisprong

Slide 17 - Quizvraag

Wordt het slijmvlies van de baarmoeder tijdens de menstruatie dikker?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Lesafsluiting
Heb je moeite met de vragen?
Dan beheers je de lesstof nog onvoldoende.
De vragen die je hebt gemaakt komen uit eindexamens. Je zou in staat moeten zijn om deze goed te maken. 

Slide 19 - Tekstslide