4.1 dl2 + 4.2 Vorming geslachtscellen

4.2 Vorming geslachtscellen
Deze les:
- Herh. 4.1 dl1
- 4.1 dl2: Anatomie geslachtsorganen
- Nakijken Huiswerk
- 4.2 Vorming geslachtscellen (meiose)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.2 Vorming geslachtscellen
Deze les:
- Herh. 4.1 dl1
- 4.1 dl2: Anatomie geslachtsorganen
- Nakijken Huiswerk
- 4.2 Vorming geslachtscellen (meiose)

Slide 1 - Tekstslide

eisprong
eicel rijping
innesteling
celdeling
bevruchting

Slide 2 - Sleepvraag

Innesteling en ontwikkeling 
Binas 86E
Zygote en klievingsdelingen

zygote = diploide cel die ontstaat bij bevruchting, 0-2 weken na bevruchting.
De eerste 4 dagen ondergaat de zygote klievingsdelingen waarbij er meer cellen ontstaan, maar waarbij het totale volume van de zygote gelijk blijft.
Blastula

Na de klievingsdelingen ontstaat een bolletje met cellen met daarin een holte, de blastula-holte. Het klompje cellen in het midden wordt embryoblast genoemd en specialiseren zich uiteindelijk tot de embryo-cellen, een vruchtvlies en het dooierblaasje. De cellen aan de buitenkant zijn de trofoblastcellen en vormen een ander vruchtvlies. Tevens scheiden zij het hormoon HCG af, wat de productie van progesteron stimuleert.
De kiemschijf wordt uiteindelijk de embryo.
De amnionholte vult zich met vocht (het vruchtwater) en het amnion zelf is een van de vruchtvliezen.
Het chorion vormt het buitenste vruchtvlies
Na 3 maanden zwangerschap is de placenta helemaal gevormd en krijgt de foetus alle voedingsstoffen en zuurstof via de placenta aangevoerd. Afvalstoffen gaan ook via de placenta naar de moeder.

Slide 3 - Tekstslide

Welk weefsel produceert ook hormonen?
A
blastula
B
amnion
C
trofoblast
D
chorion

Slide 4 - Quizvraag

waaruit ontwikkelt het embryo zich?
A
uit de blastula
B
uit de trofoblast
C
uit de embryoblast
D
uit de zygote

Slide 5 - Quizvraag

Door welk bloedvat stroomt bloed van de placenta naar het embryo?
A
navelstrengslagader
B
navelstrengader

Slide 6 - Quizvraag

Het bloed van de moeder gaat via de placenta door het kind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Urinebuis
korter bij vrouwen-> grotere kans op blaasontsteking. 
Vagina: lage pH (3,8 - 4,5) door melkzuurbacteriën voorkomt ontwikkeling ongewenste schimmels en bacteriën.
Maagdenvlies = geen vlies! randje slijmvliesweefsel 

BINAS 86B1

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

In de eierstokken (ovaria) worden de eicellen geproduceerd.
Na de bevruchting in de eileider nestelt het embryo zich in de baarmoeder.
Menstruatie - spieren van baarmoeder trekken samen en stoten baarmoeder slijmvlies af


BINAS 86B1

Slide 11 - Tekstslide

Een follikel rijpt tot de eicel klaar is: de eisprong/ ovulatie vindt plaats (één keer per maand)
De eicel komt dan in de eileider terecht via de trechter. 



BINAS 86B1

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Voor de geboorte dalen de zaadballen in vanuit de buikholte in het scrotum (balzak).
Zaadcellen optimumtemperatuur: ongeveer 35°C (regeling via spiertjes in de balzak)





BINAS 86A1

Slide 14 - Tekstslide


Bij een erectie vullen de zwellichamen zich met bloed
Zaadlozing: spiertjes rondom bijbal (opslag zaacellen) trekken samen 





BINAS 86A1

Slide 15 - Tekstslide

Sperma = Zaadcellen met vocht van prostaatklier (base, neutraliseert zure omgeving vagina) en zaadblaasje:  fructose (energie), prostaglandines (bevordert beweeglijkheid) en fibrinogeen (verdikking sperma).





BINAS 86A1

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Nakijken HW
- 4.1: opdr. 2, 5 t/m 7 en 11
- Stencil geslachtsorganen (zie antw. Classroom)

Klaar? 
Maken 4.1: opdr. 12, 20 en 23
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Doel en begrippen 4.2
5. Je legt uit hoe haploïde geslachtscellen ontstaan uit diploïde lichaamscellen. 
6. Je beschrijft de vorming van eicellen en spermacellen

Haploïd, Diploïd, Homologe chromosomen, Meiose (I en II), Crossing over, Recombinatie, Follikels, Menstruatiecyclus, Poollichaampje.

Slide 19 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Chromosomen in een gewone
lichaamscel van een man:


Van een vrouw zou er hetzelfde
uit kunnen zien maar dan met 
2 keer een X chromosoom

Slide 20 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Deze cellen noem je diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is 2x (in een paar) aanwezig.

Beide chromosomen van een
paar noem je homologe chromosomen.

Bij de mens zij er 23 paar 
= 46 chromosomen.

Slide 21 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Als in een zaadcel en een eicel
net zoveel chromosomen
zouden zitten dan zou je na de 
bevruchting een bevruchte 
eicel met 92 chromosomen
hebben. Dit kan niet.

Slide 22 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Dus: bij de vorming van de 
geslachtscellen moet het aantal
chromosomen worden 
gehalveerd zodat van elk 
chromosomenpaar er maar één
in zit.

Geslachtscellen zijn
haploïd (n) = 23 chromosomen

Slide 23 - Tekstslide

Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen ontstaan uit stamcellen.
Ze ontstaan uit een deling die anders gaat
dan de gewone celdeling (mitose).

Deze deling heet reductiedeling/ meiose.
Deze deling start óók na de G2 fase. 

Het DNA (de chromosomen) is dus al
verdubbeld (2 chromatiden per chromosoom) in de S-fase.

Slide 24 - Tekstslide

Vóór de meiose (S fase)

Slide 25 - Tekstslide

Doel van de meïose
BINAS 76B2

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Meiose I

Slide 28 - Tekstslide

Meiose II

Slide 29 - Tekstslide

Profase I:
Kernmembraan verdwijnt.
Chromosomen spiraliseren.
Spoelfiguur vormt.


Chromosomen liggen als paren bij elkaar.
Crossing-over kan optreden.

Slide 30 - Tekstslide

Crossing-over (recombinatie)

Slide 31 - Tekstslide

Metafase I:
Chromosomen liggen twee aan twee in het equatoriale vlak.


Spoelfiguren hebben trekdraden gevormd naar de centromeren, elk naar één chromosoom van een chromosomenpaar.

Slide 32 - Tekstslide

Anafase I:
Spoelfiguren trekken chromosomen naar de polen.

Dit gebeurt willekeurig, dus bij elke pool komen chromosomen van vader (opa) en van moeder (oma) terecht. 

Gevolg = Recombinatie


Slide 33 - Tekstslide

Telofase I:
Door insnoering ontstaan twee haploïde (n) cellen.

Chromosomen zijn wel nog verdubbeld (elk 2 chromatiden)!

Daarom: meiose II



Slide 34 - Tekstslide

Meiose II (~mitose)

Slide 35 - Tekstslide

Wat maakt ieder mens uniek? Recombinatie!
Tijdens de meiose kunnen 223 verschillende combinaties van chromosomen worden gemaakt (afhankelijk van de willekeur waarmee chromosomen naar de polen worden getrokken)

Daarnaast is er ook nog 
crossing-over.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Doel en begrippen 4.2
5. Je legt uit hoe haploïde geslachtscellen ontstaan uit diploïde lichaamscellen. 
6. Je beschrijft de vorming van eicellen en spermacellen

Haploïd, Diploïd, Homologe chromosomen, Meiose (I en II), Crossing over, Recombinatie, Follikels, Menstruatiecyclus, Poollichaampje.

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
- Maken 4.2 opdr. 26 t/m 29

Slide 39 - Tekstslide