1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt.

Slide 1 - Tekstslide

§1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Monarchie en republiek

Is Nederland een monarchie of een republiek? En waarom?


Ook kent Nederland een parlementaire democratie. Wat is dat?


Democratie: letterlijk betekenis --> heerschappij van het volk.

Parlement: een volksvertegenwoordiging met een 1e en 2e kamer.

Volgende dia filmpje uitleg over een democratie (2:50)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 4 - Quizvraag

Rechtsstaat

Nederland is een constitutionele monarchie. Wat is dat?


Een koninkrijk met een grondwet, waarin de grondrechten staan


Nederland heeft een machtenscheiding.

Welke 3 machten?


Slide 5 - Tekstslide

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
De rechten van de burgers zijn vastgelegd in wetten.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De regering heeft invloed op de uitspraken van de rechten.

Slide 6 - Quizvraag

Regering en parlement

Tweede Kamer heeft wetgevende bevoegdheden als:

- recht van amandement (wetsvoorstel wijzigen);

- recht van initiatief (wetsvoorstel indienen)

Beide kamers hebben dezelfde controlerende bevoegdheden als;

- recht van budget (uitgaven vd regering verbieden);

- recht van interpellatie (uitleg aan kabinet vragen)

- recht van enquete (uitgebreid onderzoek doen)

Slide 7 - Tekstslide

Welke uitspraak over de regering en parlement is juist?
A
het recht van amendement is een voorbeeld van een controlerende bevoegdheid.
B
het recht van initiatief heeft alleen de Tweede Kamer
C
het recht van interpellatie heeft alleen de Tweede Kamer
D
het Kabinet is hetzelfde als de Staten-Generaal

Slide 8 - Quizvraag

Partijen
Hoe kun je als politieke partijen regeren?

Wat betekenen de begrippen coalitie en oppositie?

Zie antwoord in filmpje in volgende dia (0:47)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 11 - Quizvraag

Klassieke grondrechten

In de grondwet staat 2 soorten grondrechten, namelijk klassieke en sociale grondrechten.

Klassieke grondrechten: beschermen de burgers tegen de overheid, zoals

- recht op gelijke behandeling (art. 1)

- vrijheid van godsdienst;

- vrijheid van meningsuiting;

- vrijheid van drukpers;

- vrijheid van vereniging en vergadering;

- vrijheid van onderwijs.

Slide 12 - Tekstslide

Sociale grondrechten

Sociale grondrechten: zorgen ervoor dat de overheid verplicht is bepaalde zorg te garanderen, bijvoorbeeld:


- recht op bestaanszekerheid;

- recht op onderwijs;

- recht op gezondheidszorg;

- recht op woongelegenheid;

- recht op bewoonbaarheid;

- recht op werk;

- recht op bijstand.

In volgende dia: uitlegfilmpje klassieke en sociale grondrechten (1:15)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?
A
vrijheid van onderwijs
B
vrijheid van meningsuiting
C
het recht op gelijke behandeling
D
het recht op rechtsbijstand

Slide 15 - Quizvraag

In volgende dia een filmpje (2:13) van een samenvatting van de hele paragraaf.


Daarna zijn de laatste 2 punten te verdienen!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

In 1848 werd Nederland een ….
A
republiek
B
dictatuur
C
constitutionele monarchie
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De sociale grondrechten zijn ouder van de klassieke grondrechten
B
De klassieke grondrechten zijn ouder van de sociale grondrechten
C
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1848
D
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1983

Slide 19 - Quizvraag

Benoem 3 dingen die je hebt geleerd in deze les:

Slide 20 - Open vraag

Benoem wat je na deze les nog niet begrijpt en graag de volgende keer behandelt wilt hebben:

Slide 21 - Open vraag