§6.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Waarom geschiedenis gekozen als examenvak?
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waarom geschiedenis gekozen als examenvak?

Slide 1 - Open vraag

Weet jij nog enkele namen van de 10 tijdvakken?

Slide 2 - Tekstslide

Welk tijdvak komt NIET aan bod in het examenjaar?
A
Burgers & Stoommachines
B
De Wereldoorlogen
C
Pruiken & Revoluties
D
Televisie & Computers

Slide 3 - Quizvraag

Wie bepaalt wat op school in een geschiedenisboek komt te staan?








Zie antwoord in filmpje (1:49) in volgende dia.


In deze les kun je 14 punten verdienen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wie bepaalt wat de examenonderwerpen zijn bij het vak Geschiedenis?
A
De geschiedenisdocent
B
Het ministerie van Onderwijs
C
De uitgeverijen
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 6 - Quizvraag

Bekijk de inhoudsopgave van het lesboek.

De 6 onderwerpen zijn:

1. Nederland van 1848 tot 1914

2. Europa in de jaren 1914-1939

3. Nederland in de jaren 1914-1939

4. De Tweede Wereldoorlog

5. De wereld na 1945

6. Nederland na 1945

Hierna:  'Poll: Welk onderwerp lijkt jou het meest interessant? En waarom?'

Slide 7 - Tekstslide

Welk hoofdstuk lijkt jou het meest interessant? En waarom?
H1 Nederland van 1848 tot 1914
H2 Europa in de jaren 1914-1939
H3 Nederland in de jaren 1914-1939
H4 De Tweede Wereldoorlog
H5 De wereld na 1945
H6 Nederland na 1945

Slide 8 - Poll

Hoofdstuk 1 gaat over 'staatsinrichting'

Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt.

Slide 9 - Tekstslide

§1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu

Monarchie en republiek

Is Nederland een monarchie of een republiek? En waarom?


Ook kent Nederland een parlementaire democratie. Wat is dat?


Democratie: letterlijk betekenis --> heerschappij van het volk.

Parlement: een volksvertegenwoordiging met een 1e en 2e kamer.

Volgende dia filmpje uitleg over een democratie (2:50)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
De scheiding van de 3 machten
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 12 - Quizvraag

Rechtsstaat

Nederland is een constitutionele monarchie. Wat is dat?


Een koninkrijk met een grondwet, waarin de grondrechten staan.


Nederland heeft ook een machtenscheiding.

Welke 3 machten?

1. de rechterlijke macht (macht van de rechters);

2. de wetgevende macht (macht om wetten te maken);

3. de uitvoerende macht (de regerinsmacht)


Slide 13 - Tekstslide

Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
De rechten van de burgers zijn vastgelegd in wetten.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De regering heeft invloed op de uitspraken van de rechten.

Slide 14 - Quizvraag

Regering en parlement

Tweede Kamer heeft wetgevende bevoegdheden als:

- recht van amendement (wetsvoorstel wijzigen);

- recht van initiatief (wetsvoorstel indienen)

Beide kamers hebben dezelfde controlerende bevoegdheden als;

- recht van budget (uitgaven vd regering verbieden);

- recht van interpellatie (uitleg aan kabinet vragen)

- recht van enquete (uitgebreid onderzoek doen)

Slide 15 - Tekstslide

Welke uitspraak over de regering en parlement is juist?
A
het recht van amendement is een voorbeeld van een controlerende bevoegdheid.
B
het recht van initiatief heeft alleen de Tweede Kamer
C
het recht van interpellatie heeft alleen de Tweede Kamer
D
het Kabinet is hetzelfde als de Staten-Generaal

Slide 16 - Quizvraag


Een Tweede Kamerlid zegt (1852):
'Er is niet goed genoeg nagedacht over de invoering van de wet op de zoutbelasting. Ik stel voor dat er toch nog een officieel onderzoek door de Tweede Kamer wordt gedaan naar de gevolgen van de wet'.

Het Kamerlid stelt voor om gebruik te maken van een recht van de Tweede Kamer.
Welk recht wordt bedoeld? Maak af: 'Het recht van .......' 
Hierna: sleepvraag

Slide 17 - Open vraag

Hieronder staan vijf rechten van de Tweede Kamer.
Sleep de rechten die horen bij de (oranje) bron:
Hierna: quizvraag
Een Tweede Kamerlid heeft in 1886 twee verzoeken. Hij vraagt eerst aan een minister om naar de Tweede Kamer te komen om vragen te
beantwoorden over de werkomstandigheden van fabrieksarbeiders. Maar hij wil ook dat de Tweede Kamer zélf een onderzoek instelt naar de werkomstandigheden van deze arbeiders.
recht van amendement
recht van interpellatie
recht van enquête
recht van initiatief
recht van budget

Slide 18 - Sleepvraag


In 1896 diende de regering een wetsvoorstel in om meer mensen kiesrecht te geven. Er waren Kamerleden die dit wetsvoorstel niet ver genoeg vonden gaan. Daarom wilden zij het voorstel op enkele onderdelen wijzigen.

Van welk recht maken de Kamerleden gebruik als zij het voorstel willen wijzigen?
Hierna: uitleg coalitie en oppositie
A
van het recht van amendement
B
van het recht van budget
C
van het recht van initiatief
D
van het recht van interpellatie

Slide 19 - Quizvraag

Partijen
Hoe kun je als politieke partijen regeren?

Wat betekenen de begrippen coalitie en oppositie?

Zie antwoord in filmpje in volgende dia (0:47)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
Hierna: uitleg klassieke grondrechten en sociale grondrechten
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen

Slide 22 - Quizvraag

Klassieke grondrechten

In de grondwet staan 2 soorten grondrechten, namelijk klassieke en sociale grondrechten.

Klassieke grondrechten: beschermen de burgers tegen de overheid, zoals

1. recht op gelijke behandeling (art. 1)

2. vrijheid van godsdienst;

3. vrijheid van meningsuiting;

4. vrijheid van drukpers;

5. vrijheid van vereniging en vergadering;

6. vrijheid van onderwijs.

Slide 23 - Tekstslide

Sociale grondrechten

Sociale grondrechten (sinds 1983): zorgen ervoor dat de overheid verplicht is bepaalde zorg te garanderen, bijvoorbeeld:

1. recht op bestaanszekerheid;

2.recht op onderwijs;

3. recht op gezondheidszorg;

4. recht op woongelegenheid;

5. recht op bewoonbaarheid;

6. recht op werk;

7. recht op bijstand.

Hierna: uitlegfilmpje klassieke en sociale grondrechten (1:15)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat is een voorbeeld van een sociaal grondrecht?
Hierna: een sleepvraag.
A
vrijheid van onderwijs
B
vrijheid van meningsuiting
C
het recht op gelijke behandeling
D
het recht op rechtsbijstand

Slide 26 - Quizvraag

Hierna: filmpje Samenvattin (+ 2 min) + 4 quizvragen.
Klassieke grondrechten:
Sociale grondrechten:
Klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van drupers
Vrijheid van onderwijs
Recht op bestaanszekerheid
Recht op bewoonbaarheid
Recht op werk
Recht op rechtsbijstand

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Video

In 1848 werd Nederland een ….
A
republiek
B
dictatuur
C
constitutionele monarchie
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 29 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
De sociale grondrechten zijn ouder dan de klassieke grondrechten
B
De klassieke grondrechten zijn ouder van de sociale grondrechten
C
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1848
D
De sociale en klassieke grondrechten zijn even oud en komen uit 1983

Slide 30 - Quizvraag

In 1983 werden sociale grondrechten aan de Nederlandse Grondwet toegevoegd.

Waarom werden er sociale grondrechten toegevoegd?
A
om de ontzuiling in Nederland door wetgeving te bevorderen.
B
om de verzuiling in Nederland door wetgeving te beschermen.
C
voor het behoud van democratische vrijheden van de burgers.
D
voor het vergroten van het welzijn van de Nederlandse burgers.

Slide 31 - Quizvraag

Hieronder staan vijf grondrechten:
1 recht op bestaanszekerheid
2 recht op onderwijs
3 recht van vereniging en vergadering
4 vrijheid van drukpers
5 vrijheid van onderwijs

Welke twee grondrechten zijn in 1983 opgenomen in de grondwet van Nederland?
A
nummer 3 en 5
B
nummer 1 en 4
C
nummer 1 en 2
D
nummer 2 en 4

Slide 32 - Quizvraag

Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar.
Benoem vervolgens 3 dingen die je in deze paragraaf hebt geleerd:

Slide 33 - Open vraag

Benoem wat je na deze les nog niet begrijpt en graag de volgende keer behandelt wilt hebben:

Slide 34 - Open vraag