Les puberteit

Identiteit staat bij de puber voor?...
A
Puber ontwikkelt zijn persoonlijkheid
B
Veel met zichzelf bezig en gaan ontdekken wie ze zijn
C
Uiterlijk speelt een belangrijke rol (zelfbeeld)
D
A, B en C zijn beide juist
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
DoelgroepenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Identiteit staat bij de puber voor?...
A
Puber ontwikkelt zijn persoonlijkheid
B
Veel met zichzelf bezig en gaan ontdekken wie ze zijn
C
Uiterlijk speelt een belangrijke rol (zelfbeeld)
D
A, B en C zijn beide juist

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de leeftijd van een puber?
A
16-22 jaar
B
12-16 jaar
C
12-22 jaar
D
10-18 jaar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de puber fase hoort NIET;
A
leeftijd 17-22 a 25 jaar
B
Mentale veranderingen
C
Lichamelijke veranderingen
D
Seksuele veranderingen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de laatste fase van de kindertijd 9-12 jr heet:
A
jonge kind
B
prepuberteit
C
anti puberteit
D
oudere kind

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pubers kunnen hun impulsen niet altijd controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist? Sleep naar de juiste kolom.

Juist
Onjuist
Conformisme betekent jezelf aanpassen aan de groepsnormen
De prefrontale cortex is het voorste gedeelte van de hersenen
Pubers hebben moeite met het beheersen van hun impulsen
De prefontale cortex bij puber is goed ontwikkeld
De groeispurt begint bij meisjes gemiddeld eerder dan bij jongens
Abstract denken betekent dat je informatie met een kritische blik beoordeelt, zaken in twijfel trekken
Een peergroup is een groep leeftijdsgenoten waartoe de puber behoort
Pubers kunnen goed plannen en organiseren

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lichamelijke volwassingswording is voltooid, dit houdt in dat:
A
maximale lichaamslengte
B
maximale spierkracht
C
maximale uithoudingsvermogen
D
antwoord A,B en C zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe heet het stofje dat je nodig hebt om goed te kunnen slapen?
A
vitamine C
B
Melatonine
C
Dopamine
D
Endorfine

Slide 8 - Quizvraag

Vitamine C draagt bij aan je energieniveau, immuunsysteem en vermindering van vermoeidheid.

Dopamine zorgt ervoor dat we ons tevreden en beloond voelen.

Endorfine zorgt ervoor dat je minder gevoelig bent voor pijn. 
Waar
niet waar
Jongeren voelen zich 's avonds op hun best

In de adolescentie heb je een ander slaap-waakritme
Slaapschuld is de slaap die je mist wanneer je te weinig slaapt
Een 16 jarige heeft bijna evenveel slaap nodig als een kind

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het losmakingsproces dat in de puberteit is begonnen zet zich verder voort, dat kun je merken door:
A
Adolescenten gaan meestal uit huis
B
De relatie thuis is vaak harmonieuzer
C
De adolescent gaat vaker op stap
D
De adolescent verzet zich stevig tegen ouders

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het losmakingsproces dat in de puberteit is begonnen zet zich verder voort, dat kun je merken door:
A
Adolescenten gaan meestal uit huis
B
De relatie thuis is vaak harmonieuzer
C
De adolescent gaat vaker op stap
D
De adolescent verzet zich stevig tegen ouders

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies