Les 21 - H2 Schrijven/ schrijven volgens een vaste tekststructuur

Nederlands

3 havo
21 nov
haa
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

3 havo
21 nov
haa

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

2. Schrijven volgens een vaste tekststructuur

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan de structuur van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen;
  • je kan relaties als oorzaak/gevolg, voor- en nadelen etc. duidelijk aangeven met signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen.

Slide 4 - Tekstslide

Welke vaste tekststructuren ken je nog?

Slide 5 - Woordweb

Vaste tekststructuren

  • Argumentatie
  • Aspecten
  • Probleem-oplossing
  • Verklaring
  • Verleden-heden(-toekomst)
  • Voor- en nadelen
  • Vraag-antwoord
Welke structuur je kiest hangt af van je tekstdoel!

  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren

Slide 6 - Tekstslide

Startopdracht, tekst 1 (blz. 52)
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 1
Op 17 juni 2015 overleed de Amerikaanse Jeralean Talley uit Michigan. Zij werd maar liefst 116 jaar oud. Nooit eerder is een mens zo oud geworden. Is het gunstig dat de mens alsmaar ouder wordt of zijn er ook nadelen aan verbonden?

Slide 7 - Open vraag

Startopdracht, tekst 2
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 2
In grote delen van Europa en Noord-Amerika wordt sinds de jaren 70 in een weekend aan het einde van oktober de klok één uur achteruitgezet. Dat betekent een extra uur slapen. Waarom zijn de zomer- en wintertijd eigenlijk ingevoerd en wat is het effect op het slaap- en waakritme van mens en dier?

Slide 8 - Open vraag

Startopdracht, tekst 3
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 3
Met ingang van morgen moet elke school rookvrij zijn. In 2020 mag er zelfs op schoolpleinen niet meer gerookt worden, zo heeft de Tweede Kamer besloten. Maar volgens het Longfonds duurt dat te lang. Het Longfonds stelt: hoe sneller hoe beter.

Slide 9 - Open vraag

Argumentatiestructuur
een mening of standpunt onderbouwen, zodat de lezer de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)

Slide 10 - Tekstslide

Aspectenstructuur
de verschillende aspecten van iets beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 11 - Tekstslide

probleem - oplossingsstructuur
een probleem benoemen en oplossingen beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 12 - Tekstslide

verklaringsstructuur



verleden-heden (-toekomst) structuur

een verschijnsel uitleggen, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

de geschiedenis (en de toekomst) van iets beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 13 - Tekstslide

voor- en nadelenstructuur





de voor- en nadelen van iets beschrijven en een conclusie trekken/standpunt geven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren), zich een mening kan vormen (opiniëren), de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)


Slide 14 - Tekstslide

vraag-antwoordstructuur





een vraag beantwoorden, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 15 - Tekstslide

Zo schrijf je volgens een vaste tekststructuur
  • Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
  • Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
  • Maak een bouwplan (zie p. 264/271) aan de hand van de gekozen tekststructuur.
  • Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
  • Gebruik tijdens het schrijven signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen als daardoor, want, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.

Slide 16 - Tekstslide

bouwplan

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: H2 - Schrijven opdracht 1 en 2 

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Afmaken: H2 - Schrijven opdracht 1 en 2 op blz. 50-51 (individueel)
+
H2- Lezen: opdracht 4 op blz. 45

Slide 19 - Tekstslide