Schrijven H.2-havo3 vaste structuren

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les kun je verschillende vaste tekststructuren herkennen, weet je hoe je een tekst op kunt delen in betekenisvolle eenheden en kun je de functie van deze eenheden benoemen

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les kun je verschillende vaste tekststructuren herkennen, weet je hoe je een tekst op kunt delen in betekenisvolle eenheden en kun je de functie van deze eenheden benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Het is handig om bij het schrijven van een tekst een structuur aan te houden. 


Welke structuur dat is, hangt af van het doel van je tekst: informeren, opiniëren (de lezer zich een mening laten vormen), overtuigen of activeren.

Slide 2 - Tekstslide

Tekststructuur

argumentatiestructuur

Omschrijving van het tekstdoel
een mening of standpunt onderbouwen, zodat de lezer de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)


Slide 3 - Tekstslide

Tekststructuur
probleemoplossingsstructuur



Omschrijving van het tekstdoel
een probleem benoemen en oplossingen beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 4 - Tekstslide

Tekststructuur

verklaringsstructuur


Omschrijving van het tekstdoel

een verschijnsel uitleggen, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 5 - Tekstslide

Tekststructuur

verleden-heden(-toekomst)structuur

Omschrijving van het tekstdoel

de geschiedenis (en de toekomst) van iets beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)


Slide 6 - Tekstslide

Tekststructuur
voor- en nadelenstructuur
 

Omschrijving van het tekstdoel
de voor- en nadelen van iets beschrijven en een conclusie trekken/standpunt geven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren), zich een mening kan vormen (opiniëren), de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)

Slide 7 - Tekstslide

Tekststructuur
vraag-antwoordstructuur


Omschrijving van het tekstdoel

een vraag beantwoorden, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 8 - Tekstslide

Zo schrijf je volgens een vaste structuur

1-Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
2-Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
3-Maak een bouwplan aan de hand van de gekozen structuur.


Slide 9 - Tekstslide

4-Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.


5-Gebruik tijdens het schrijven signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen als daardoor, want, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Vertel!

Wat hebben jullie onthouden van deze uitleg en het filmpje?

Slide 12 - Tekstslide


Maken m.b.v. de theorie:


H.2 schrijven
startopdr. 
opdr.1-2-3
blz.52-53

Bouwplan zie blz. 276



LET OP:  voordat je vragen stelt, probeer je het eerst uit de theorie te halen!


Slide 13 - Tekstslide