H4 - Argumenteren

Argumenteren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook alweer het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten?

Slide 2 - Open vraag

0

Slide 3 - Video

Gaat in op het standpunt
Gaat in op het argument
Weerlegging
Tegenargument

Slide 4 - Sleepvraag

Leerlingen nemen aan het eind van een schooldag niet zo veel meer op. We kunnen het best de
laatste uren afschaffen.
--> Er is geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan dat bewijst dat leerlingen aan het eind van de dag niets meer opnemen.
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 5 - Quizvraag


- Standpunt, argument, tegenargument
- Van beide argumenten: feitelijk of waarderend



1. "Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers." "Maar dat kost me wel een heel jaar."
2. "Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden." "Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet."
3. "Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen." "Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt."

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

4 argumentatiestructuren
  • Enkelvoudig
  •  Meervoudig
  1. Onderschikkend
  2. Nevenschikkend afhankelijk
  3. Nevenschikkend onafhankelijk

Slide 8 - Tekstslide

Ik stem niet op de PVV. Ik vind Wilders een slecht politicus. Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe.
Ik stem niet op de PVV 

Ik vind Wilders een slecht politicus 

Hij zegt wel wat hij gaat doen, maar niet hoe
dus
dus
want
want

Slide 9 - Tekstslide

Het RoerCollege is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 10 - Quizvraag

Het RoerCollege is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 11 - Quizvraag

Het RoerCollege is voor leerlingen van alle leeftijden een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
Enkelvoudig
B
Meervoudig onderschikkend
C
Meervoudig nevenschikkend onafhankelijk
D
Meervoudig nevenschikkend afhankelijk

Slide 12 - Quizvraag

Noteer van de tekstjes:
- Standpunt, argument, tegenargument
- Van beide argumenten: feitelijk of waarderend

1. "Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers." "Maar dat kost me wel een heel jaar."
2. "Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden." "Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet."
3. "Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen." "Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt."

Slide 13 - Tekstslide

Zet de argumentatie in een schema


Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook. Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

Slide 14 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Uit onderzoek van California State University blijkt dat intensief gebruik van sociale media kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis.
Het lijkt me daarom een goed idee om minder tijd te besteden aan Facebook.
Bovendien zijn er leukere dingen in het leven dan selfies posten.

Slide 15 - Sleepvraag

Opdracht
  • Lees de tekst
  • Breng de argumentatiestructuur in kaart d.m.v. een blokjesschema of nummering 
  • Na 15 minuten --> klassikaal bespreken 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Argumentatieschema's
Geven het verband aan tussen standpunt en argument
We onderscheiden er 6:
  • Oorzaak-gevolg
  • Kenmerk-eigenschap
  • Voor- en nadeel
  • Voorbeeld(en)
  •  Vergelijking
  • Autoriteit

Slide 19 - Tekstslide

1. Argumentatie op basis van oorzaak - gevolg 
Een feit of gebeurtenis zal leiden tot een ander(e) feit/gebeurtenis. Er is een logisch verband. 

Slide 20 - Tekstslide

2. Argumentatie op basis van kenmerk / eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook (NIET ANDERSOM!)

Slide 21 - Tekstslide

3. Argumentatie op basis van voor- en nadelen
Voor- en nadelen worden tegen elkaar afgewogen en op basis daarvan wordt een oordeel uitgesproken. 

Slide 22 - Tekstslide

4. Argumentatie op basis van voorbeeld(en)
Een standpunt wordt ondersteund door (voldoende) voorbeelden. 


Slide 23 - Tekstslide

5. Argumentatie op basis van vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen en er wordt een overeenkomst geconstateerd; omdat het in het ene geval zo is, zal het in het andere geval ook wel zo zijn. 


Slide 24 - Tekstslide

6. Argumentatie op basis van autoriteit
Een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of uit een gezaghebbende bron. 


Slide 25 - Tekstslide

Welk argumentatieschema herken je in de volgende voorbeelden?

Slide 26 - Tekstslide

Ik ben vorige week voor het eerst in Het Achterhuis geweest. Daarom begrijp ik nu pas goed hoe erg het moet zijn geweest om onder te duiken.
A
O.b.v. voorbeeld
B
O.b.v. vergelijking
C
O.b.v. autoriteit
D
O.b.v. oorzaak-gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Sporten is niet alleen goed voor het lichaam, maar ook voor de geest. De oude Grieken wisten dit al.
A
O.b.v. voorbeeld
B
O.b.v. vergelijking
C
O.b.v. autoriteit
D
O.b.v. oorzaak-gevolg

Slide 28 - Quizvraag

Ik denk niet dat de prijzen van concertkaartjes zullen stijgen, want de prijzen van theater- en bioscoopkaartjes zijn ook al jaren hetzelfde gebleven
A
O.b.v. voorbeeld
B
O.b.v. vergelijking
C
O.b.v. autoriteit
D
O.b.v. oorzaak-gevolg

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
Hoofdstuk 6.3 (argumenteren) 
Opdracht 1, 4, 6

Klaar? Begin aan eindexamen havo 2022 tijdvak 1 (hier gaan we volgende week mee aan de slag) 

Slide 30 - Tekstslide