Les 01 - Werkwoordspelling

4M Steunles #1:
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe zat het ook alweer?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4M Steunles #1:
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe zat het ook alweer?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat de regels zijn voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd; 
- hoe je aan de zin kunt zien hoe je de persoonsvorm dient te spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Veel mensen vinden het spellen van werkwoorden, en dan in het bijzonder de persoonsvorm, erg lastig. Want wat was ook alweer de stam, de ik-vorm en wanneer gebruiken we -dt? 

Als je je aan de volgende regels houdt, is het helemaal niet zo lastig!

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm en onderwerp
Wat heel belangrijk is om te weten, is dat de persoonsvorm de enige werkwoordsvorm is die zich aanpast aan het onderwerp. 

Dit houdt in dat als het onderwerp verandert, de persoonsvorm ook vaak verandert. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe spellen we de persoonsvorm
Om te weten hoe je de persoonsvorm spelt, is het belangrijk om eerst te weten wat de ik-vorm is. 

De ik-vorm lijkt vaak op de stam van het hele werkwoord. Deze maken we door -en van het hele werkwoord af te halen. 

Soms moet je de stam iets veranderen om er de ik-vorm van te maken.

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachtje
Neem onderstaande tabel over en vul aan met de stammen en ik-vormen:
Werkwoord
Stam
Ik-vorm
Koken
Bakken
Verhuizen
Beloven
Gebruiken

Slide 6 - Tekstslide

De stam
Werkwoord
Stam
Ik-vorm
Koken
Kok
Bakken
Bakk
Verhuizen
Verhuiz
Beloven
Belov
Gebruiken
Gebruik

Slide 7 - Tekstslide

De ik-vorm
Wat valt je op aan de stam en de ik-vorm?
Werkwoord
Stam
Ik-vorm
Koken
Kok
Kook
Bakken
Bakk
Bak
Verhuizen
Verhuiz
Verhuis
Beloven
Belov
Beroof
Gebruiken
Gebruik
Gebruik

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeging van de persoonsvorm
We weten nu wat we onder een stam en een ik-vorm verstaan. Maar weten we ook hoe we werkwoorden spellen?

Het is belangrijk om te weten dat we in de tegenwoordige tijd drie vormen van de persoonsvorm hebben:
ik-vorm; ik-vorm + t en het  hele werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Vervoeging van de persoonsvorm
We weten nu wat we onder een stam en een ik-vorm verstaan. Maar weten we ook hoe we werkwoorden spellen?

Het is belangrijk om te weten dat we in de tegenwoordige tijd drie vormen van de persoonsvorm hebben:
ik-vorm; ik-vorm + t en het  hele werkwoord
Wanneer gebruiken we welke vorm?

Slide 10 - Tekstslide

De ik-vorm
De ik-vorm gebruiken we als:
- ik het onderwerp is;
- je of jij het onderwerp is en achter de persoonsvorm staat.
(als je het woordje 'je' kunt vervangen door 'jij', dan is het onderwerp)

Ik vind
Vind jij

Slide 11 - Tekstslide

Ik-vorm + t
De ik-vorm + t gebruiken we als:

- Je of jij het onderwerp is en vóór de persoonsvorm staat;
- Het onderwerp in de zin enkelvoud is en niet 'ik' is.

Slide 12 - Tekstslide

Twijfel je?
Meestal hoor je wel of er een -t achter de ik-vorm van het werkwoord moet, maar als de ik-vorm met een -d eindigt kan het lastig zijn.

Als je twijfelt, bekijk dan wat er gebeurt als je het werkwoord vervangt door een ander werkwoord, zoals 'lopen'. Hoor je in dat geval 'loopt', dan moet er een -t achter de ik-vorm; hoor je dat niet, dan komt er geen -t achter.

Slide 13 - Tekstslide

Let op!
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd is de enige werkwoordsvorm die op -dt kan eindigen; dit is het geval als de ik-vorm op een -d eindigt.

In dit geval is het onderwerp 'je' of 'jij' en staat het voor de persoonsvorm óf is het onderwerp enkelvoud, maar niet 'ik'.

Slide 14 - Tekstslide

Het hele werkwoord
Het hele werkwoord gebruik je als het onderwerp in het meervoud staat.

Er is één uitzondering hierop: als het onderwerp 'u' in het meervoud is, gebruiken we de ik-vorm + t.

Slide 15 - Tekstslide

Vragen?

Slide 16 - Tekstslide