In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Economie 2-9-20
bespreken opdrachten 1.2
invullen samenvatting 1.2
theorie 1.3
lezen en maken 1.3
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
Wat is inflatie?
Hoe word je koopkracht groter of kleiner?
Welke oorzaken er voor inflatie zijn?
Slide 3 - Tekstslide
Wat is inflatie?
Inflatie= een algemene prijsstijging van goederen en diensten
Slide 4 - Tekstslide
Hoe je koopkracht groter of kleiner wordt.
Koopkracht: de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Slide 5 - Tekstslide
Jouw koopkracht wordt bepaald door:
de hoogte van je inkomen
de hoogte van de prijzen
Wanneer je inkomen in % meer stijgt dan dat de prijzen stijgen (=inflatie) dan neemt je koopkracht toe.
Slide 6 - Tekstslide
Nominaal en reeel inkomen
Slide 7 - Tekstslide
Anko's loon steeg in 2016 met 2,7%. Zijn koopkracht nam dat jaar met 2,1% toe. In 2015 was er in Nederland ....% inflatie/deflatie
Slide 8 - Open vraag
Hoe ontstaat inflatie?
Teveel geld in omloop -> banken lenen te makkelijk geld uit -> mensen kopen teveel -> vraag naar goederen en diensten neemt toe -> prijzen stijgen (bestedingsinflatie)
Hoge olie prijs -> belangrijke grondstof voor veel producten en brandstof voor machines -> (kost)prijs voor producten gaan omhoog (kosteninflatie)
Te snel stijgende lonen -> loonkosten voor bedrijven gaan omhoog -> producten worden duurder (loonkosteninflatie)
Slide 9 - Tekstslide
zelfstandig werken
maken 29 t/m 32
timer
15:00
Slide 10 - Tekstslide
Prijscompensatie
Slide 11 - Tekstslide
loon en prijsspiraal
Slide 12 - Tekstslide
Er is 2% inflatie maar je krijgt 5% loonsverhoging, dit noem je:
A
reële loonsverhoging
B
prijscompensatie
Slide 13 - Quizvraag
Er zijn prijsstijgingen. Dit noemen we in de economie ….......
Door de hogere prijzen eisen de ….................... hogere lonen.
Hogere lonen zorgen voor hogere bedrijfs...................... voor bedrijven
Bedrijven berekenen dit door in hun prijzen, er ontstaat wéér inflatie. Er worden weer hogere lonen geëist enz. Dit hele proces noemen economen de .............
Inflatie
De loon-prijsspiraal
Vakbonden
Kosten
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Video
Economie 4-9-20
bespreken opdrachten 1.3
controle vragen ECB
theorie 1.4
lezen en maken 1.4
Slide 16 - Tekstslide
ECB=Europese centrale bank
Belangrijkste taak van de ECB:
Inflatie beperkt houden, zodat de euro zijn waarde behoudt.
Als consumenten meer uitgeven, stijgt/daalt de vraag naar goederen en diensten. De prijzen zullen hierdoor stijgen/dalen, zodat er meer/ minder inflatie is.
A
daalt, stijgen, meer
B
stijgt, stijgen, meer
C
stijgt, dalen, meer
D
daalt, dalen, minder
Slide 19 - Quizvraag
Economie
hoe het CBS de inflatie kan vaststellen
wat het consumenten prijsindexcijfer is
hoe je het cpi berekent
Slide 20 - Tekstslide
timer
4:00
ConsumentenPrijsIndexcijfer (CPI)
Slide 21 - Woordweb
Hoera, we mogen weer....
we mogen weer naar school
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
CBS
CBS berekend:
Inflatie
Deflatie
Inflatie:
een algemene stijging van de prijzen
Deflatie:
een algemene daling van de prijzen
Slide 24 - Tekstslide
Indexcijfer
Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem je het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.
Slide 25 - Tekstslide
Indexcijfer berekenen
Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
indexcijfer = (gevraagde getal : getal in basisjaar)x 100
VOORBEELD:
De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. Bereken het indexcijfer van 2015.
CBS: ... stijgt voor derde maand op rij. In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer
Slide 33 - Quizvraag
A
In 2016 is het CPI 103
B
In 2016 is het CPI 105
C
In 2016 is het CPI 113
Slide 34 - Quizvraag
De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017. Wat is het indexcijfer?