Methodiek observatietechnieken
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke zin past NIET bij observeren
A
Marit hangt met haar hoofd op tafel.
B
Hij heeft zijn bord niet leeggeten.
C
Quinten begrijpt weinig van de les.
D
Als de juf een vraag stelt, steek hij nooit zijn vinger op
Slide 3 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Als je emotioneel betrokken bent bij de persoon die je observeert, dan is er het gevaar dat je subjectief waarneemt
Als je emotioneel betrokken bent bij de persoon die je observeert, dan is er het gevaar dat je subjectief waarneemt
Waar
Niet waar
Slide 4 - Poll
Waar of niet waar.
De stelling 'Als hij straks volwassen is, gaat hij de criminaliteit in.' Past bij het begrip Horn-effect
De stelling 'Als hij straks volwassen is, gaat hij de criminaliteit in.' Past bij het begrip Horn-effect
Waar
Niet waar
Slide 5 - Poll
Waar of niet waar?
Observeren doe je altijd subjectief.
Observeren doe je altijd subjectief.
Waar
Niet waar
Slide 6 - Poll
Wat zijn de 5 functies van rapporteren?
A
Informeren, evalueren, adviseren, verantwoorden, signaleren
B
Informeren, adviseren, evalueren, toetsen, signaleren
C
Informeren, evalueren, doelstelling bepalen, verantwoorden, signaleren
Slide 7 - Quizvraag
Een observatiedoel beschrijf je SMART.
Wat betekent de M in SMART
Wat betekent de M in SMART
A
Modaal
B
Meetbaar
C
Mondeling
D
Middelmatig
