Als mensen uit verschillende landen met elkaar in contact komen, maken ze kennis met nieuwe dingen. Denk maar aan een gerecht, kledingstuk of techniek. Daarvoor bestaan in hun eigen taal nog geen woorden. Vaak wordt het woord uit de vreemde taal dan overgenomen.
Een woord dat uit een andere taal komt, noem je een leenwoord.
Het Nederlands heeft veel leenwoorden. Bijvoorbeeld:
uit het Engels: plastic, flat, computer
uit het Frans: ambulance, cadeau, chauffeur
uit het Duits: schnitzel, sowieso, überhaupt
uit het Arabisch: alcohol, matras, safari
uit het Latijn: datum, museum, aquarium