2V H3 Woordenschat

H3 Woordenschat
Voorzetseluitdrukkingen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 Woordenschat
Voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Noteer zoveel mogelijk voorzetsels die je kent.

Slide 2 - Woordweb

Werkwoorden met (vaste) voorzetsels

Veel werkwoorden hebben vaste voorzetsels:

- Houden van

- Nadenken over  

Of ze veranderen van betekenis door een (ander) voorzetsel:

- Lachen

- Lachen om 

- Lachen naar





Slide 3 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel
rekenen ...

Slide 4 - Open vraag

Combinatie zelfstandig naamwoord, werkwoord en een vast voorzetsel


- Verstand hebben van

- Aanmerkingen maken op

Slide 5 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
een hekel hebben ...

Slide 6 - Open vraag

Vul aan met een vast voorzetsel
aanleiding geven ...

Slide 7 - Open vraag

Voorzetseluitdrukkingen

Dit zijn woordcombinaties met een voorzetsel, een zelfstandig naamwoord en weer een voorzetsel.


- Ten tijde van

- Met betrekking tot

Slide 8 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
..... middel ...

Slide 9 - Open vraag

Vul aan met de vaste voorzetsels:
... de hand ...

Slide 10 - Open vraag

We zijn ons niet bewust ... de impact ... reclame op ons koopgedrag.
A
over ... van
B
van...van
C
van...met
D
van....door

Slide 11 - Quizvraag

De Tweede kamer had veel kritiek ... de bezuinigingen van de regering.
A
in
B
met
C
over
D
op

Slide 12 - Quizvraag

... antwoord ... uw mail deel ik u het volgende mee.
A
op, in
B
in, op
C
aan, met
D
met, aan

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent deze uitdrukking:
Geen cent te makken hebben.

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent deze uitdrukking:
Op grote voet leven.

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent deze uitdrukking:
een duit in het zakje doen

Slide 16 - Open vraag

Welke uitdrukking zie je op de afbeelding?

Slide 17 - Open vraag

Welke uitdrukking zie je op de afbeelding?

Slide 18 - Open vraag

Zinnen met voorzetseluitdrukkingen
Wat? Zinnen bedenken: voorzetseluitdrukkingen in goede context gebruiken. Achter de zin het voorzetsel zetten waar je de voorzetseluitdrukking door kunt vervangen en de voorzetseluitdrukking gearceerd. 

Hoe? Tweetallen
Hulp? Woordenlijst in lesmateriaal Magister of vanuit e-mail
Tijd? 5 min
Uitkomst: 3 zinnen met 3 verschillende uitdrukkingen uit de woordenlijst.

Klaar? Bedenk een passende zin bij de uitdrukkingen uit de woordenlijst, waarbij je ook de betekenis van de uitdrukking geeft. 

Voorbeeldzin: Met ingang van vandaag worden de lessen op het Montaigne Lyceum ook gestreamd voor thuiszittende leerlingen. Per

timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide