Voorzetsels & voorzetseluitdrukkingen - 2H

Voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Woorden met een vast voorzetsel
Formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.


  • aandacht betsteden aan
  • beginnen met
  • brutaal zijn tegen
  • boos zijn op

Slide 3 - Tekstslide

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 4 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan

Slide 5 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 6 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 7 - Sleepvraag

Een zin met een vast voorzetsel heeft vaak een figuurlijke betekenis. Vaak kun je met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel ook een zin met een letterlijke betekenis maken. In die zin kun je het voorzetsel wel vervangen.
Een voorbeeld:
Jullie werken aan een opdracht. (fguurlijk)
Jullie werken aan een tafel. (letterlijk) 
Jullie werken achter een tafel. (letterlijk)

Slide 8 - Tekstslide


Noteer twee zinnen met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetsel. 
1x met een figuurlijke betekenis en 1x met een letterlijke betekenis.

Slide 9 - Open vraag

Werkwoorden met (vaste) voorzetsels

Veel werkwoorden hebben vaste voorzetsels:

- Houden van

- Nadenken over  

Of ze veranderen van betekenis door een (ander) voorzetsel:

- Lachen

- Lachen om 

- Lachen naar





Slide 10 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel
rekenen ...

Slide 11 - Open vraag

Combinatie zelfstandig naamwoord, werkwoord en een vast voorzetsel


- Verstand hebben van

- Aanmerkingen maken op

Slide 12 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
een hekel hebben ...

Slide 13 - Open vraag

Vul aan met een vast voorzetsel
aanleiding geven ...

Slide 14 - Open vraag

Voorzetseluitdrukkingen

Dit zijn woordcombinaties met een voorzetsel, een zelfstandig naamwoord en weer een voorzetsel.


- Ten tijde van

- Met betrekking tot

Slide 15 - Tekstslide

Vul aan met een vast voorzetsel:
..... middel ...

Slide 16 - Open vraag

Vul aan met de vaste voorzetsels:
... de hand ...

Slide 17 - Open vraag

We zijn ons niet bewust ... de impact ... reclame op ons koopgedrag.
A
over ... van
B
van...van
C
van...met
D
van....door

Slide 18 - Quizvraag

De Tweede kamer had veel kritiek ... de bezuinigingen van de regering.
A
in
B
met
C
over
D
op

Slide 19 - Quizvraag

... antwoord ... uw mail deel ik u het volgende mee.
A
op, in
B
in, op
C
aan, met
D
met, aan

Slide 20 - Quizvraag

Sanja besteedt al haar zakgeld ... nieuwe kleren en make-up
A
voor
B
op
C
in
D
aan

Slide 21 - Quizvraag

In de kantine wordt ... ingang ... het nieuwe schooljaar verse jus verkocht.
A
met in
B
door van
C
met van
D
van in

Slide 22 - Quizvraag

Er zijn grote verschillen in de manier waarop mensen ... geld omgaan.
A
met
B
aan
C
over
D
op

Slide 23 - Quizvraag

... antwoord ... uw mail deel ik u het volgende mee.
A
op, in
B
in, op
C
aan, met
D
met, aan

Slide 24 - Quizvraag