14.5 Het autonome zenuwstelsel 5V 2324

14.5 Het autonome zenuwstelsel
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.5 Het autonome zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

BINAS 88G - tweetallen
Bekijk met je buurman/buurvrouw BINAS tabel 88G en vertel elkaar wat er gebeurt bij:
  • een exciterende neurotransmitter
  • een inhiberende neurotransmitter 

Probeer bij elke stap te vertellen: wat gebeurt er, wanneer, hoe

Slide 2 - Tekstslide

BINAS 88G - tweetallen
Bekijk met je buurman/buurvrouw BINAS tabel 88G en vertel elkaar wat er gebeurt bij:
  • een exciterende neurotransmitter
  • een inhiberende neurotransmitter 
wat, wanneer, hoe

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel 14.5 Je kunt
  • uitleggen wat het verschil is tussen het animale en het autonome zenuwstelsel 
  • uitleggen wat het verschil is tussen het parasympatische en orthosympatische zenuwstelsel (BINAS 88L)
  • beschrijven hoe beide delen van het autonome zenuwstelsel de organen aansturen (BINAS 88L)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Animaal zenuwstelsel
Ontvangt informatie van de zintuigen, verwerkt en koppelt op de juist manier aan je spieren
.
Grote betrokkenheid van de cortex/ grote hersenen.

Aansturing skeletspieren.

Slide 7 - Tekstslide

Autonoom zenuwstelsel
Alle zaken die je zenuwstelsel regelt zonder dat je je hier bewust van bent: beïnvloeding van organen als darmen, hart, longen.

Grote betrokkenheid hypothalamus, hersenstam.

Aansturing gladde spieren.
 


Slide 8 - Tekstslide

Autonoom zenuwstelsel
Bestaat uit twee delen:

Orthosympatisch zenuwstelsel: actie

Parasympatisch zenuwstelsel: rust en herstel
 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Organen gekoppeld via de grensstrengen.
Orthosympatisch zenuwstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Zenuwen
Grensstrengen verbinden
de horizontale zenuw-
banen ook vertikaal.

Perifeer zenuwstelsel.


Slide 12 - Tekstslide

Zenuwen
Ganglia bevatten
cellichamen van de 
zenuwcellen.


Slide 13 - Tekstslide

Organen o.a. gekoppeld via zwervende zenuw (nervus vagus)
Parasympatisch zenuwstelsel

Slide 14 - Tekstslide

Iemand raakt met de vingers van zijn rechterhand een heet voorwerp aan. Reflexmatig trekt hij zijn rechterhand terug. Vrijwel tegelijkertijd strekt hij eveneens reflexmatig zijn linkerarm.
In de afbeelding hieronder is schematisch een aantal zenuwverbindingen tussen het ruggenmerg en de rechter- en linkerarm getekend. Deze zenuwverbindingen zijn bij de beschreven reflexen betrokken.

Een aantal synapsen in het ruggenmerg is genummerd.
a. Welke typen neuronen zijn geheel of gedeeltelijk in de afbeelding getekend?
b. In welke van de synapsen 1, 2, 3 en 4 worden bij de beschreven reflex remmende neurotransmitters afgegeven?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Iemand raakt met de vingers van zijn rechterhand een heet voorwerp aan. Reflexmatig trekt hij zijn rechterhand terug. Vrijwel tegelijkertijd strekt hij eveneens reflexmatig zijn linkerarm.
In de afbeelding hieronder is schematisch een aantal zenuwverbindingen tussen het ruggenmerg en de rechter- en linkerarm getekend. Deze zenuwverbindingen zijn bij de beschreven reflexen betrokken.

Een aantal synapsen in het ruggenmerg is genummerd.
a. Welke typen neuronen zijn geheel of gedeeltelijk in de afbeelding getekend? Sensorisch, schakel, motorisch
b. In welke van de synapsen 1, 2, 3 en 4 worden bij de beschreven reflex remmende neurotransmitters afgegeven? 2 en 4

Slide 17 - Tekstslide

1. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien het potentiaalverschil over het membraan bij H niet voldoende is verkleind.
2. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien bij E geen neurotransmitter is vrijgekomen.
3. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien bij E een neurotransmitter is vrijgekomen die neuron 2 remt.
Welke van deze conclusies is of welke zijn juist?

Slide 18 - Tekstslide

1. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien het potentiaalverschil over het membraan bij H niet voldoende is verkleind.
2. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien bij E geen neurotransmitter is vrijgekomen.
3. De drempelwaarde van neuron 2 wordt niet bereikt, aangezien bij E een neurotransmitter is vrijgekomen die neuron 2 remt.
Welke van deze conclusies is of welke zijn juist?

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel 14.5 Je kunt
  • uitleggen wat het verschil is tussen het animale en het autonome zenuwstelsel 
  • uitleggen wat het verschil is tussen het parasympatische en orthosympatische zenuwstelsel (BINAS 88L)
  • beschrijven hoe beide delen van het autonome zenuwstelsel de organen aansturen (BINAS 88L)

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Maak de opdrachten van 
14.5 (52, 54, 56, 57)
Maak de oefenvragen H14 deel 2
in Goformative.


Slide 21 - Tekstslide