Onderdeel 4: Grammar 4 & 5
Op de volgende paar slides zie je een bevestigende zin.
In het antwoord moet jij zowel een vragende als een ontkennende zin typen. LET DUS OP: Je krijgt een normale zin, je maakt er een vraag en een ontkenning van. Bijvoorbeeld:
I walk everyday.
Do I walk everyday?
I don't walk everyday.