§ 14.7 De lever en de nieren

§ 14.7 De lever en de nieren
Lees zelfstandig de tekst door: online of in je boek

8 minuten.

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§ 14.7 De lever en de nieren
Lees zelfstandig de tekst door: online of in je boek

8 minuten.

Slide 1 - Tekstslide

De poortader
De poortader is een uitzondering. 
De poortader vervoert zuurstofarm voedselrijk bloed naar de lever.
De lever kan dan het te veel aan glucose gelijk opslaan.

Slide 2 - Tekstslide

slagaders leveren ..........
A
koolstofdioxide
B
vocht
C
zuurstof
D
lucht

Slide 3 - Quizvraag


Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader.
In welk bloedvat stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader
D
In de leverslagader en de leverader

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de lever?
De lever....
A
breekt eiwit, alcohol en rode bloedcelen af
B
Slaat vitamine (A en D) en glycogeen op
C
Maakt gal en cholesterol
D
Doet A t/m C

Slide 5 - Quizvraag

De lever breekt rode bloedcellen af. Wat maakt de lever hiervan?
A
Gal
B
Galkleurstoffen
C
Ureum
D
Alle antwoorden zijn goed!

Slide 6 - Quizvraag

Eiwitten kunnen niet in je lichaam worden opgeslagen. Overtollige eiwitten zijn afvalstoffen:
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Welke orgaan breekt die overtollige eiwitten af?
A
je cellen
B
je nieren
C
je maag
D
je lever

Slide 8 - Quizvraag

Welke giftige stof ontstaat bij het afbreken door de lever van overtollige eiwitten?
A
gal
B
ureum
C
alcohol
D
maagzuur

Slide 9 - Quizvraag

Welk orgaan scheidt het overschot aan ureum uit?
A
je endeldarm
B
je gal
C
je dunne darmen
D
je nieren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen functie van de lever
A
Gal opslaan
B
Gal maken
C
Ontgiften
D
Afvalstoffen uit je bloed halen

Slide 11 - Quizvraag

Nieren en Uitscheiding

Slide 12 - Tekstslide

Het bloed stroomt naar de nieren toe door de ...
A
nierslagader
B
poortader
C
nierader
D
onderste holle ader

Slide 13 - Quizvraag

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
In je nierschors wordt je bloed 
gefilterd, vervolgens gaat het via 
het niermerg naar je nierbekken
en naar je urineleiders

Slide 14 - Tekstslide

Aantekening
Nierbekken

Urineleider

Blaas (tijdelijke opslag)

Urinebuis

Slide 15 - Tekstslide

In welke delen wordt de urine gevormd?
A
nierbekken en nierschors
B
niermerg en nierschors
C
nierbekken, niermerg en nierschors
D
of alleen de nierschors

Slide 16 - Quizvraag

De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?
A
alleen overtollig water
B
overtollig water en zouten
C
schadelijke stoffen
D
overtollig water en zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de functie van het niermerg?
A
aanmaak rode bloedcellen
B
aanmaak witte bloedcellen
C
aanmaak urine
D
vorming van gal

Slide 18 - Quizvraag

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
niersader

Slide 19 - Sleepvraag

Als je veel hebt gedronken, maken de nieren veel / weinig urine aan
A
veel
B
weinig

Slide 20 - Quizvraag

Als je al een tijdje dorst hebt, is de urine ... van kleur
A
licht
B
donker

Slide 21 - Quizvraag

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald.
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 22 - Sleepvraag

Afvalstoffen volgen een weg door het lichaam. 
Zet de delen waar deze afvalstoffen langsgaan in de juiste volgorde. 
Zet het deel waar de afvalstoffen als eerste komen bovenaan. 
1
2
3
4
5
6
urine blaas
urine leider
Urine buis
nierslagader
aorta
nier

Slide 23 - Sleepvraag