13.7 Lever en nieren

13.7 Lever en nieren
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

13.7 Lever en nieren

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
13.7.1. Je kunt de functies van de lever noemen.
13.7.2 Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
Als je lever en je nieren niet goed werken, voel je je al snel ziek en ellendig. Dat komt doordat deze organen giftige stoffen en afvalstoffen uit je bloed halen. Zo blijft je bloed schoon.

Slide 2 - Tekstslide

Uitscheiding
Je bloed wordt continu vervuild: Door verbranding  komen afvalstoffen vrij. 
In wat je eet zitten schadelijke stoffen. Deze afvalstoffen moeten uit het bloed en het lichaam worden gehaald. Dat noem je uitscheiding.
Nieren, lever en longen zorgen hiervoor
Via de longen verlaat CO2 het lichaam.

Slide 3 - Tekstslide

Bouw van de lever
Na de huid is de lever het grootste orgaan van je lichaam. De lever ligt rechtsboven in de buikholte, net onder het middenrif.

De bloedvaten van de lever zijn: 

Leverslagader bloed met veel zuurstof, en weinig voedingsstoffen.
Poortader bloed met voedingsstoffen van de darmen naar de lever.
Leverader zuurstofarm, veel voedingsstoffen en afvalstoffen die via de onderste holle ader en het hart naar de overige organen gaan.
Onderste holle ader brengt het bloed van de lever naar het hart en vanuit daar naar de andere organen
Leverader
Leverslagader
Poortader
Galbuis
Galblaas

Slide 4 - Tekstslide

Galblaas
De galblaas zit aan de lever vast met een afvoerbuis. Die afvoerbuis brengt de gal die de lever uitscheidt naar de galblaas. In de galblaas wordt de gal tijdelijk opgeslagen. Uiteindelijk gaat de gal via een tweede afvoerbuis van de galblaas naar de twaalfvingerige darm. In de twaalfvingerige darm helpt de gal bij het verteren van vetten.

Slide 5 - Tekstslide

Functies van de lever
De lever heeft verschillende functies:
• De lever werkt mee aan het constant houden van het glucosegehalte in het bloed. In de lever wordt glucose omgezet in glycogeen en vervolgens opgeslagen. 
• De lever kan sommige voedingsstoffen omzetten. De lever kan bijvoorbeeld uit eiwitten fibrinogeen vormen. Fibrinogeen is een eiwit in het bloedplasma dat belangrijk is bij de bloedstolling.

Slide 6 - Tekstslide

Functies van de lever
• De lever maakt gal die wordt uitgescheiden en tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd. Gal emulgeert vetten.
• De lever breekt afvalstoffen af, zoals dode rode bloedcellen. Bij de afbraak van dode rode bloedcellen ontstaan galkleurstoffen die door de lever samen met gal worden uitgescheiden. De galkleurstoffen verlaten het lichaam via de endeldarm. Ze geven de ontlasting een bruine kleur.

Slide 7 - Tekstslide

Functies van de lever
Eiwitten kunnen niet in het lichaam worden opgeslagen. De lever breekt eiwitten af die niet meteen worden gebruikt. Hierbij ontstaat de giftige afvalstof ureum. Ureum wordt door de lever aan het bloed afgegeven. De nieren scheiden het vervolgens uit.
• De lever haalt gifstoffen uit het bloed en breekt deze af (bijvoorbeeld alcohol, drugs en medicijnen). De onwerkzaam gemaakte gifstoffen worden weer aan het bloed afgegeven en door de nieren uitgescheiden.

Slide 8 - Tekstslide

Hepatitis
De lever kan ontstoken raken door een hepatitis-virus. Je hebt dan de ziekte hepatitis. Er zijn verschillende vormen van hepatitis, (A, B, C en E). Hepatitis B kun je krijgen door bloedcontact of onveilige seks met iemand die  hepatitis B heeft. De verschijnselen van hepatitis B zijn vaak mild en verdwijnen vanzelf. De ziekte kan ook chronisch worden en een leverontsteking veroorzaken.  Maar je moet hepatitis wel op tijd behandelen. Door hepatitis kunnen levercellen afsterven (levercirrose) en heb je een hogere kans om leverkanker te krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Bouw van de nieren
De nieren liggen links en rechts in de buikholte, vlak onder het middenrif.
De nieren krijgen zuurstofrijk bloed door de nierslagaders. Dit bloed bevat afvalstoffen van veel organen. De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed. Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.

Slide 10 - Tekstslide

Nieren
Filtert de in water oplosbare afvalstoffen. 
Scheidt deze uit als urine. 
3 gebieden: nierschors, niermerg, nierbekken. 
Urineleider-urineblaas

Slide 11 - Tekstslide

Urine
Een nier bestaat uit nierschors          , niermerg         en nierbekken. Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen. Al deze stoffen samen heten urine.
Nierschors
1
Nierschors
1
Niermerg
2
2
Nierbekken
3
3

Slide 12 - Tekstslide

In de nierbekkens wordt de urine verzameld. Via de urineleiders gaat de urine naar de urineblaas. In de urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen, zodat je niet voortdurend hoeft te plassen. Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis.

Per dag maken je nieren ongeveer anderhalve liter urine. Die plas je helemaal uit. De urineleiders, de urineblaas en de urinebuis samen heten de urinewegen.  


Slide 13 - Tekstslide

Urine
De samenstelling van urine is niet altijd gelijk. Urine bestaat dus niet altijd uit dezelfde stoffen. De hoeveelheid water en de hoeveelheid afvalstoffen in urine wisselen steeds. De nieren proberen de hoeveelheid afvalstoffen in water in je bloed altijd ongeveer gelijk te houden. Als er meer afvalstoffen in je bloed zitten, scheiden de nieren dus ook meer afvalstoffen uit. Door de uitscheiding van water en afvalstoffen wordt de samenstelling van het inwendige milieu constant gehouden.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Aan het werk!


Wat
? 13.7 Lever en nieren opdrachten 1 t/m 10


Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide