- Jullie hebben kennis van verschillende materialen
- Jullie kunnen met verschillende gereedschappen werken
Slide 4 - Tekstslide
Quiz
Drijven of Zinken?
Slide 5 - Tekstslide
Gekookt ei
Slide 6 - Tekstslide
Elke stof bestaat uit deeltjes. Hoe zwaarder de deeltjes zijn en hoe dichter de deeltjes bij elkaar zitten, hoe groter de dichtheid van die stof. Deel je de massa (kg) van een stof door het volume (liter of m³), dan ken je de dichtheid. Een voorwerp drijft in een vloeistof als de dichtheid van de vloeistof groter is dan de dichtheid van het voorwerp. Als de dichtheid van het voorwerp groter is dan die van de vloeistof, dan zal het voorwerp zinken.
De dichtheid van een gekookt eitje is groter dan die van het water. Daardoor zinkt het eerst naar de bodem. Maar door het zout toe te voegen, verhoog je de dichtheid van het water. Als je genoeg zout toevoegt, zal het eitje gaan drijven.Als de dichtheden precies gelijk zijn, zal het voorwerp zweven. Maar dat is moeilijk te verwezenlijken.
Hoe zit dat?
Slide 7 - Tekstslide
Ballon onder water
Wat gebeurt er als je een ballen onder water probeert te duwen?