G1 la chanson 'être' en de vervoeging

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

La chanson du verbe être

Je suis

Tu es

Il est / elle est / on est

Nous sommes

Vous êtes

Ils sont / elles sont

le verbe être est très utile
(het werkwoord zijn is erg nuttig)

Je suis

Tu es

Il est / elle est / on est

Nous sommes

Vous êtes

Ils sont / elles sont

le verbe être est très facile
(het werkwoord zijn is erg gemakkelijk)

Je suis

Tu es

Il est / elle est / on est

*****

Nous sommes

Vous êtes

Ils sont / elles sont

ik ben

jij bent

hij is/ zij is/ men is - we zijn

****

Wij zijn

U bent - jullie zijn

zij zijn (mnl.) / zij zijn (vrl.)

Let op!

• een groep mannen bij elkaar of een groep mannelijke zelfstandige naamwoorden bij elkaar = mannelijk meervoud (ils sont, zij zijn...)
  
  
• een groep vrouwen bij elkaar of een groep vrouwelijk zelfstandig naamwoorden bij elkaar = vrouwelijk meervoud (elles sont, zij zijn...)

maar stel je hebt een gemengde groep mannen en vrouwen, of zelfstandige naamwoorden van verschillend geslacht bij elkaar? Wat gebeurt er dan? 
wordt het dan ils sont of elles sont? Wat denk jij?

Persoonlijke voornaamwoorden

IN HET ENKELVOUD HEBBEN WE:

1e persoon : Ik = je

2e persoon: Jij = tu

3e persoon: Hij = il / Zij = elle / Men, we = on

Persoonlijke voornaamwoorden

IN HET MEERVOUD HEBBEN WE

1e persoon : Wij = nous

2e persoon: U/jullie = vous

3e persoon:
zij (mannelijk) = ils;
zij (vrouwelijk) = elles

Verschil On + nous

On betekent "men"of "we"als algemeen bedoeld

Men vindt dat / we vinden dat...... gebruik dan "On"

Nous betekent "wij" als er een bepaalde groep wordt bedoeld

Wij gaan vanavond naar de bioscoop .....gebruik dan "nous"

VOUS (U / Jullie)

Vous kan op 2 manieren worden gebruikt

1) als formele beleefdheidsvorm "u" 

(bijv. :"dag meneer, hoe gaat het met u?" maar ook
"Geachte ouders, u bent vanavond van harte welkom")

2) wanneer je een groep informeel aanspreekt met "jullie"
(bijv. jullie zijn welkom)

MAAK DEZE KORTE TEST

Vul de juiste vorm in:
Je ..... nouveau dans la classe

1. est
2. es
3. sommes
4. suis

Il .... le copain de Jacques

1. suis
2. est
3. es
4. sont

Nous ..... 15 filles et 13 garçons

1. sont
2. êtes
3. sommes
4. est

.... vous le prof de la classe?

1. êtes
2. est
3. es
4. sommes