Brugklas werkwoord ETRE

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord ZIJN in het Frans?
A
Avoir
B
Aimer
C
Être
D
Sommes

Slide 2 - Quizvraag

In welke zin staat een vorm van ÊTRE ?
A
Nous avons 2 frères
B
Je suis en Hollande
C
J'ai 13 ans
D
Tu as un bon copain?

Slide 3 - Quizvraag

In welke zin staat:
Zij zijn op school
A
Ils sont à l'école
B
Ils ont à l'école

Slide 4 - Quizvraag

Met welke letter beginnen bijna alle vormen van het werkwoord AVOIR (hebben)?
A
s
B
e
C
o
D
a

Slide 5 - Quizvraag

Rijtje van ÊTRE
Je                              suis
tu                               es
il / elle / on            est 
nous                        sommes
vous                         êtes
Ils / elles                 sont

Slide 6 - Tekstslide

Dus:
ik ben                                  je suis
jij bent                                 tu es
hij/zij/men/het is           il / elle / on / c'  est
wij zijn                                 nous sommes
jullie zijn / u bent            vous êtes
zij zijn                                   ils / elles  sont

Slide 7 - Tekstslide

Met welke letter(s) beginnen de vormen van ÊTRE ?
A
e, s
B
a, e
C
a, s
D
ê, s

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Bij welke vorm hoort:
'dat is' ?
A
tu
B
il / elle / on
C
vous
D
ils / elles

Slide 10 - Quizvraag

Dus, je weet: dat is = c'est.
Hoe zeg je dan: hij is ?
A
il es
B
il suis
C
il est
D
il sont

Slide 11 - Quizvraag

Maak af:
ik ben = je ....
A
ai
B
es
C
aime
D
suis

Slide 12 - Quizvraag

Vous êtes =
A
Jullie zijn
B
Wij zijn

Slide 13 - Quizvraag

Ils sont klinkt hetzelfde als:
Ils ont
A
vrai
B
faux

Slide 14 - Quizvraag

Ils ont klinkt als : [ielzon] en
Ils sont klinkt als : [ielson]
A
vrai
B
faux

Slide 15 - Quizvraag

Zij zijn Frans =
A
Ils sont Français
B
Ils ont Français

Slide 16 - Quizvraag

Zij zijn 13 jaar =
A
Ils sont 13 ans
B
Ils ont 13 ans

Slide 17 - Quizvraag

Nous sommes en cinquième
A
Jullie zitten in de brugklas
B
Wij zitten in de brugklas
C
U zit in de brugklas
D
Zij zitten in de brugklas

Slide 18 - Quizvraag

U bent aardig
A
On est sympa
B
Vous êtes sympa

Slide 19 - Quizvraag

Zij is streng
A
elle es sévère
B
elles sont sévère
C
elles suis sévère
D
elle est sévère

Slide 20 - Quizvraag

Ben jij Paul?
A
Tu es Paul?
B
Tu est Paul?
C
Il est Paul?
D
C'est Paul?

Slide 21 - Quizvraag

Waarmee begint het antwoord op een vraag met : TU ES...?
A
tu es
B
il est
C
je suis
D
c'est

Slide 22 - Quizvraag

En hoe antwoord je op een vraag met : IL EST...?
A
il est
B
je suis
C
tu es
D
elle est

Slide 23 - Quizvraag

En op deze:
Paul et Emile sont ...?
A
Nous sommes
B
Ils sont
C
Vous êtes
D
Il est

Slide 24 - Quizvraag

En tenslotte op deze:
Vous êtes ....?
A
Nous sommes
B
Il est
C
Je suis
D
Vous êtes

Slide 25 - Quizvraag