04 RVV eindtoets

• az
• Beroepsopleiding

Op wie zijn de regels voor motorvoertuigen mede van toepassing?

1. Brommobielen.
2. Brommobielen en gehandicaptenvoertuigen.
3. Brommobielen en bromfietsen.

Wat is in deze situatie de plaats op de weg voor een snorfietser?

1. De rijbaan.
2. Het verplichte fietspad.
3. Naar keuze, de rijbaan of het verplichte fietspad.

Welk verbod blijft gelden, ook als u in een file rijdt?

1. Het verbod om een kruispunt te blokkeren.
2. Het verbod om langdurig links te blijven rijden.
3. Het verbod om rechts in te halen.

Wie mogen een uitvaartstoet van motorvoertuigen niet doorsnijden?

1. Bestuurders.
2. Weggebruikers
3. Bestuurders van voertuigen.

U wilt met de lesauto aan het einde van
deze straat rechts afslaan.
Is dat toegestaan?

1. Ja.
2. Nee.
3. Ja, maar dan wel via de weg waar het geparkeerde gele busje staat.

Een ruiter rijdt ’s nachts in de berm van een 80 kilometer weg. Welke verlichting moet hij voeren?

1. Alleen een reflecterende armband om de arm is voldoende.
2. Een lantaarn met wit of geel licht naar voren en rood licht naar achteren.
3. Geen, want hij rijdt in de berm.

Welke verlichting is overdag toegestaan?

1. Dagrijlicht
2. Dimlicht tegelijk met dagrijlicht.
3. Groot licht met mistlicht aan de voorzijde bij dichte mist.

Wat mag de bestuurder van een motor met zijspan op een erf aangeduid als parkeerschijfzone doen?

1. Zondermeer parkeren.
2. Slechts parkeren bij een blauwe streep.
3. Parkeren op plaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

Waar geldt de verplichting om passagiers uit een stilstaande tram of autobus te laten uitstappen?

1. Binnen de bebouwde kom.
2. Bij een halte.
3. Binnen en buiten de bebouwde kom.

Welke bestuurders moeten een teken geven vóórdat zij willen wegrijden?

1. Alleen bestuurders van motorvoertuigen.
2. Bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsers.
3. Bestuurders van voertuigen.

Wie mogen bij een rood verkeerslicht rechts afslaan indien dit onderbord is
geplaatst?

1. Alleen fietsers.
2. Alleen fietsers en snorfietsers.
3. Fietsers, snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen.

Waar mag de bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zijn voertuig maximaal 3 uur parkeren?

1. In een parkeerschijfzone.
2. Bij een gele doorgetrokken streep.
3. bij bord E1 (parkeerverbod)

Wie zijn verplicht gebruik te maken van de voorsorteerstroken?

1. Bestuurders die de rijbaan volgen.
2. Weggebruikers.
3. Bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsers.

Op welk van de afbeeldingen rechts wordt het

kruispunt op de juiste wijze

weergegeven?

Voor welke bestuurders is de afgebeelde maximumsnelheid niet van toepassing?

1. Bromfietsers en bestuurders van gemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen.
2. Bestuurders van brommobielen en motorfietsen met aanhangwagen.
3. Fietsers en bestuurders van personenauto’s.

Wat is de toegestane maximumsnelheid voor een motor met zijspan op een autosnelweg buiten de bebouwde kom?

1. 90 km/h
2. 100 km/h
3. 130 km/h

Bij welk bord kunt u tegemoetkomende bestuurders verwachten?

De bestuurder van een vierwielige bromfiets mag z'n voertuig niet laten stilstaan?

1. Voor een uitrit.
2. Naast een fietsstrook in de berm.
3. Binnen een afstand van vijf meter van een oversteekplaats.
4. zowel B als C.

Voor welke motorvoertuigen is het gebruik van de autosnelweg toegestaan?

1. Motorvoertuigen die tenminste 60 km per uur kunnen en mogen rijden.
2. Motorvoertuigen die tenminste 50 km per uur kunnen en mogen rijden.
3. Motorvoertuigen die tenminste 45 km per uur kunnen en mogen rijden.

Onder het begrip ‘voertuigen’ verstaat het RVV fietsen, bromfietsen, motorvoertuigen, .....?

1. Gehandicaptenvoertuigen en wagens.
2. Gehandicaptenvoertuigen, wagens en trams.
3. Wagens en trams.

Wat verstaat het RVV onder het begrip ‘haaientanden’?

1. Voorrangsdriehoeken op het wegdek.
2. Driehoekige witte vlakken op het wegdek.
3. Witte voorrangsdriehoeken op het wegdek, aangebracht bij bord B6.

Vallen de stroken aan de zijkanten van deze weg onder de definitie 'fietsstrook' van het RVV?

1. Ja, want de stroken zijn rood van kleur.
2. Nee, want de symbolen van een fiets ontbreken.
3. Ja, want de stroken zijn gemarkeerd door een blokmarkering.

Op een kruispunt van wegen van gelijke orde komt een jongen op een step van rechts. Wat doet u?

1. Voorrang verlenen aan een bestuurder van rechts.
2. De jongen op de step voor laten gaan.
3. Dit is een ‘voetganger’ van rechts, dus u rijdt voorzichtig door.

Waar mag een bestuurder zijn voertuig niet laten stilstaan?

1. Binnen 5 meter van een kruispunt.
2. Langs een busstrook.
3. In een tunnel.
4. Zowel b als c.

Wanneer mag een bestuurder een geluidssignaal geven?

1. Als waarschuwing ter afwending van dreigend gevaar.
2. Als waarschuwing naar andere bestuurders ter afwending van dreigend gevaar.
3. Als hij een andere bestuurder gaat inhalen.