Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen. Ik kan eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken, zoals 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenTaalBasisschoolGroep 7
In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen. Ik kan eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken, zoals 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft.
Slide 1 - Tekstslide
klaar?
redactiesommen.nl
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
ma-za: €5,- per uur
zo: €?? per uur
Slide 4 - Tekstslide
150% van €5,00 =
Slide 5 - Tekstslide
150% van €5,00 =
100% van €5,00 =
50% van €5,00 =
Slide 6 - Tekstslide
150% van €5,00 =
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 =
Slide 7 - Tekstslide
150% van €5,00 =
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
Slide 8 - Tekstslide
150% van €5,00 = €7,50
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
Slide 9 - Tekstslide
150% van €5,00 = €7,50
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
Ik weet wat een percentage boven de 100% betekent en kan hier mee rekenen.
Slide 10 - Tekstslide
200% van 12 = 24
200% van 12 =
Slide 11 - Tekstslide
200% van 12 = 24
200% van 12 = 24
Slide 12 - Tekstslide
200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
200% van 12 = 24
Slide 13 - Tekstslide
200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
600% van 8 =
Slide 14 - Tekstslide
200% van 12 = 24
200% = 2x
800% = 8x
600% van 8 = 48
Slide 15 - Tekstslide
200% van 12 = 24
25% van 8 =
Slide 16 - Tekstslide
200% van 12 = 24
25% van 8 = 2
Slide 17 - Tekstslide
200% van 12 = 24
25% van 8 = 2
25% =
50% =
41
21
Slide 18 - Tekstslide
200% van 12 = 24
125% van 16 =
25% =
50% =
41
21
Slide 19 - Tekstslide
200% van 12 = 24
125% van 16 = 20
25% =
50% =
41
21
Slide 20 - Tekstslide
200% van 12 = 24
125% van 16 = 20
25% =
50% =
41
21
100% van 16 = 16
25% van 16 = 4
Slide 21 - Tekstslide
200% van 12 = 24
150% van 20 =
25% =
50% =
41
21
Slide 22 - Tekstslide
200% van 12 = 24
150% van 20 = 30
25% =
50% =
41
21
Slide 23 - Tekstslide
200% van 12 = 24
60% van 40 =
Slide 24 - Tekstslide
200% van 12 = 24
60% van 40 = 24
Slide 25 - Tekstslide
200% van 12 = 24
60% van 40 = 24
10% van 40 = 4
100%
60%
40
Slide 26 - Tekstslide
200% van 12 = 24
60% van 40 = 24
10% van 40 = 4
100%
10%
60%
40
4
24
:10
x6
:10
x6
Slide 27 - Tekstslide
200% van 12 = 24
160% van 40 =
Slide 28 - Tekstslide
200% van 12 = 24
160% van 40 = 64
100% van 40 = 40
60% van 40 = 24
Slide 29 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
150% van €5,00 = €7,50
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
1 op de vier kinderen heeft kaas op brood
De helft van de kinderen eet een appel.
Zijn er meer kinderen met kaas op brood of meer met appels?
Slide 32 - Tekstslide
150% van €5,00 = €7,50
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
1 op de vier kinderen heeft kaas op brood
De helft van de kinderen eet een appel.
Zijn er meer kinderen met kaas op brood of meer met appels?
1 op de 4 =
41
helft =
21
Slide 33 - Tekstslide
150% van €5,00 = €7,50
100% van €5,00 = €5,00
50% van €5,00 = €2,50
Ik kan eenvoudige verhoudingen
met elkaar vergelijken.
Bijvoorbeeld: 1 op de 3, is dat meer of minder dan de helft?
Slide 34 - Tekstslide
200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Eén op de vier
of één op de drie?
Slide 35 - Tekstslide
200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Eén op de vier
of één op de drie?
Slide 36 - Tekstslide
200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Twee van de tien kinderen of één op de zes kinderen?
Slide 37 - Tekstslide
200% van 12 = 24
Wat is het meeste?
Twee van de tien kinderen of één op de zes kinderen?