Tekens bij woorden

Tekens in woorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekens in woorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat we gaan doen
woordtekens
testje
zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

S'avonds ga ik naar het cafe voor twee drankje's. Dan loop ik naar de taxis, die aan de voor en achterzijde van de markt staan.
A
3 fouten
B
4 fouten
C
5 fouten
D
6 fouten

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je het goed?
's Avonds ga ik naar het café voor twee drankjes. Dan loop ik naar de taxi's, die aan de voor- en achterzijde van de markt staan.

Slide 4 - Tekstslide

wanneer gebruik je een apostrof? '

Slide 5 - Woordweb

Apostrof
1. Meervoud op klinkers behalve -e: radio's, taxi's, paraplu's, baby's. Maar: drankjes (want -e, dus geen ')
2. Bezit op -s, -z of -x: Max' fiets, Dennis' auto, Yesilgöz' werk.
3. Deel van het woord weg: A'dam, 's Avonds.
4. Bij letterwoorden: SP'er, mbo'er, A4'tje.


Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een trema? ë, ü, ...

Slide 7 - Woordweb

Trema
Als je het woord anders verkeerd uitspreekt: coördinatie, vacuüm, poëzie, officiële.

Slide 8 - Tekstslide

wanneer gebruik je een accent als `, ^ of '?

Slide 9 - Woordweb

Accent
Uitspraak: blèren, café, enquête.
Klemtoon: nóg een keer? Dáár moet je zijn! Nog één keertje dan...

Slide 10 - Tekstslide

Weglaatstreepje
Gelijke delen aan elkaar: streepje (voor- en nadelen)
Gelijke delen los: weglaten (grote en kleine appels)
Een deel los, een deel aan elkaar: voluit (basisonderwijs en middelbaar onderwijs)

Slide 11 - Tekstslide

cafés
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

avocadoos
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

officieel
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

groente, fruit en tuinafval
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Melle's les
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Mario's boek
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Génant
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

reunie
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

De hoofdstad van Noord-Brabant is
s Hertogenbosch
A
goed
B
met apostrof
C
met streepje
D
met apostrof en streepje

Slide 20 - Quizvraag

En dan nu: aan het werk!

Slide 21 - Tekstslide

Pluspunt van deze les

Slide 22 - Woordweb

Aandachtspunt voor docent

Slide 23 - Woordweb

Aandachtspunt voor jezelf

Slide 24 - Woordweb