Nederlands STL-LS BOL12/09/24 leestekens ed

Nederlands 
 13 september 2024
Interpunctie
Leestekens, HOOFDLETTERS, accenten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
 13 september 2024
Interpunctie
Leestekens, HOOFDLETTERS, accenten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de plus en min punten van het orderverwerkingssysteem?
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn leestekens belangrijk?
  • Zonder leestekens kan een tekst slecht leesbaar zijn
  • Zonder leestekens kan een zin verkeerd begrepen worden


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Punt
  • aan het eind van de zin
  • soms bij afkortingen
  • niet na afkortingen van maten en gewichten

Dus:
  • We berekenen geen bezorgkosten.
  • We sturen het pakket z.s.m. op.
  • Maar: Is het bedrag inclusief btw? 3 m (meter), 10 kg (kilogram)


Slide 4 - Tekstslide

Een echte afkorting wordt gelezen alsof er geen afkorting staat:
a.d.h.v. (lezen we als aan de hand van)
incl. (lezen we als inclusief)
m.a.w. (lezen we als met andere woorden)

De andere types afkortingen worden wel als afkorting gelezen; 
Initiaalwoorden spreken we letter voor letter uit.
btw (lezen we als [bee-tee-wee])
gsm (lezen we als [gee-es-em])
pc (lezen we als [pee-see])
Vraagteken
  • Na een vraag, komt een vraagteken.

  • Hoe hard mag je hier rijden?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitroepteken
  • Bij een bevel:       Hou daar onmiddellijk mee op!
  • Bij een uitroep:   Dat is belachelijk!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komma
  • in op­so­m­min­gen
  • Voor deze saus heb je uien, kno­flook, to­maten en  olij­folie nodig.
  • tussen twee werkwoordsvormen die niet bij elkaar horen (in samengestelde zinnen) :
  • Als we je roep­en, mag je binnen­ko­men.  
  • voor en/of na een aans­prek­ing of een tussen­werpsel
  • Joey, help je die mev­rouw even?  en ook   “Poeh, wat ben ik moe zeg!” of Helaas, de ploeg heeft de volgende ronde niet bereikt.
  • voor voeg­woorden zoals om­d­at, maar, nadat, want, voord­at:  
  • De hard­loop­wed­strijd gaat niet door, om­d­at er nood­weer voor­speld is.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komma 
Ook zorgt de komma voor rust en verschil in toonhoogte:
  • Ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die       gisteren ook mee voetbalde.
  • Ik was het niet, het was volgens mij Joris, die jongen die  gisteren ook mee voetbalde.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Puntkomma
Om zinnen te verbinden die bij elkaar horen of die bijna hetzelfde zeggen:
Net als een punt sluit de puntkomma de zin af, maar maakt direct duidelijk dat er een verband is met de volgende mededeling.

  • Het is vijf uur; we stop­pen er­mee.
  • De reis naar Parijs duurde erg lang; we waren bijna de hele dag onderweg.
  • Beginnen jullie maar alvast; door het drukke verkeer ben ik later. 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekens bij woorden
Tekens bij woorden maken duidelijk hoe een woord gelezen of uitgesproken moet worden.
   

Vaak is dat gewoon nodig voor de uitspraak; soms geeft het ook aanwijzingen hóé een woord of een zin gelezen moet worden.


apostrof
trema
accent
weglatingsstreepje

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekens bij woorden
  • apostrof
  • trema
  • accent
  • weglatingsstreepje


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het goed?
's Avonds ga ik naar het café voor twee drankjes. Dan loop ik naar de taxi's, die aan de voor- en achterzijde van de markt staan.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof
1. Meervoud op klinkers behalve -e: radio's, taxi's, paraplu's, baby's. Maar: drankjes (want -e, dus geen ')
2. Bezit op -s, -z of -x: Max' fiets, Dennis' auto, Yesilgöz' werk.
3. Deel van het woord weg: A'dam, 's Avonds.
4. Bij letterwoorden: SP'er, mbo'er, A4'tje.
5. bij afkortingen: b.v.'s, b.v.'tje


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trema 
Als je het woord anders verkeerd uitspreekt:
 reünie, Italië, creëren, ruïne, kopiëren


 vergelijk eens met:
  reunie, Italie, creeren, ruine, kopieren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is juist?
A
"s middags
B
s' middags
C
s'-middags
D
's middags

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Accent aigu (rechts) of grave (links)
om te laten zien of je de klank kort of lang uitspreekt. 
Het zijn de streepjes naar links (è), naar rechts (é) en het ‘dakje’ (ê): 
logé, café, première, crêpe, enquête

om aan te geven op welk woord de nadruk moet liggen. Gebruik dan het streepje naar rechts:
     – Ik vind dat we dat juist wél moeten doen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weglaatstreepje
Je gebruikt een streepje als weglatingsstreepje als je een deel van het woord weglaat. Op de plaats van het streepje kun je dus een ander woord lezen:
 ochtend- en middagdienst 
klein- en achterkleinkinderen
voor- en nadelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

logés en logees
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

binnen en buitenverlichting
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

lollys
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

appels
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

groente, fruit en tuinafval
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Melle's les
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het formaat van dit papier is A4.
A
A4-tje
B
A4'tje
C
A4 tje
D
A4tje

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mario's boek
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

génant
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

reunie
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdstad van Noord-Brabant is
s Hertogenbosch
A
goed
B
met apostrof
C
met streepje
D
met apostrof en streepje

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is het werkwoord
FOUT gespeld.
A
Bekleedde Mozart een positie aan het hof?
B
De kweker plante een rij violen.
C
Onthoud je wel wat ik zeg?
D
Waarom moest jij de verrassing verpesten?

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies