Unité 3 klas 2

Unité 3: sport et college

2. Start unité 3
3. Les devoirs

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Unité 3: sport et college

2. Start unité 3
3. Les devoirs

Slide 1 - Tekstslide

Unité 3
Lire ensemble: P 31
Faire ex. 2,3, 5,6 B

Leren apprendres 1,2

Slide 2 - Tekstslide

1. Écouter exercice 4
2. Lire page 33 ensemble
3. Faire 5,6
4. Les devoirs: Luister naar het filmpje in de volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Éxercice 7

Slide 6 - Tekstslide

Apprendres 1,2,3,4,5

Slide 7 - Tekstslide

Passé composé

+ avoir ( hebben)      + être (zijn)

Slide 8 - Tekstslide

Ik ben/ Ik heb

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Zijn en hebben zijn de hulpwerkwoorden van de voltooide tijd. Hoe heten deze in het Frans?
A
Aller
B
Avoir
C
Etre

Slide 11 - Quizvraag

accord
als een werkwoord vervoegd is met het werkwoord être dan krijgt het voltooid deelwoord een "accord"
  • mannelijk enkelvoud 
  • vrouwelijk enkelvoud: + e
  • mannelijk meervoud: + s
  • vrouwelijk meervoud: + es

Slide 12 - Tekstslide

bijvoorbeeld:
ik ben gegaan (Paul): je suis allé
ik ben gegaan (Marie): je suis allée
hij is gegaan: il est allé
zij is gegaan: elle est allée
zij zijn gegaan (mnl): ils sont allés
zij zijn gegaan: elles sont allées

Slide 13 - Tekstslide

bij deze werkwoorden krijg je het hulpww. être

Slide 14 - Tekstslide



2. Leg uit hoe je met deze werkwoorden de passé-composé maakt.
-  Maak 8,10,11

Slide 15 - Tekstslide

L'heure

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf de kloktijden in het Frans
Het is  
a. 9.55
b. 10.15
c. 12.00 's middags
d. 7.45
e. 10.25
f.  8.50

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Faire 16,17,18,19

Slide 19 - Tekstslide

écouter: 21
écouter: 23


Lire: conversations P 36; Faire 24, 26,27

Slide 20 - Tekstslide

attendre, répondre,vendre,défendre ...
        wachten,antwoorden,verkopen,verdedigen....

J'attends le bus
Tu réponds à la question
Il vend son ordinateur
Nous défendons le collège
Vous vendez du fromage?
Elles attendent le prof

Slide 21 - Tekstslide

Werkwoorden eindigend op -re  PRESENT
1. re  van het hele ww : vendre= vend
2. --->
Je- s
Tu- s
Il,elle,on- -
Nous- ons
Vous- ez
Ils, elles - ent

Slide 22 - Tekstslide

attendre, répondre,vendre,défendre ...
        wachten,antwoorden,verkopen,verdedigen....
J'ai attendu le bus
Tu as répondu à la question
Il a vendu son ordinateur
Nous avons défendu le collège
Vous avez vendu du fromage?
Elles ont attendu le prof

Slide 23 - Tekstslide

28,29

Slide 24 - Tekstslide

Leren voor de toets
- Je kent alle woorden en zinnen van unité 3.
- Je kan werkwoorden op -er in de passé-composé vervoegen.
- Je kent de Franse kloktijden.
- Je kan werkwoorden op -re in de présent en passé-composé vervoegen.

Slide 25 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden in de Passé-composé : Let op gebruik je être of avoir?
1    Florian ____________a  passé____________ des vacances au Portugal.                passer
2    J’ ________________________ au tournoi de tennis de mon ami.        jouer
3    Il________________________ de son vélo.                                                tomber
4    Vous ________________________ dans la classe.                arriver
5  Il ________________________ l’hiver dernier.                               partir
Plan van aanpak:
1. Vertaal het werkwoord: bijv: passer = doorbrengen
2. Stel jezelf de vraag: Heb ik doorgebracht of ben ik doorgebracht?  --> Ik heb
3. Kies het juiste hulpwerkwoord: Florian a
4. Plak het voltooid deelwoord erachter: Florian a passé

Slide 26 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Être: zijn IK BEN
Avoir: Hebben IK HEB

Slide 27 - Tekstslide

 Vul de juiste vorm in van de werkwoorden tussen haakjes. Als er p.c. staat, gebruik je de passé composé.
1    Je (entendre) ________entend________________ un animal bizarre.
2    Ils (perdre) ________________________ beaucoup d’argent.
3    Tu (vendre, p.c.) ______as vendu__________________ ton VTT?
4    Nous ( attendre)  _______________________ le train.
5    Ils (entendre, p.c.) ________________________ le métro.
6    Nous (vendre) _______________________ ma guitare.

Slide 28 - Tekstslide

Aanpak ww- re
Présent
Stap 1: Haal re van het ww af
bijv: Perdre --Perd
Stap 2: Uitgang
Je- s
Tu- s
Il,elle,on- -
Nous- ons
Vous- ez
Ils, elles - ent
Aanpak ww- Re
Passé-composé

Stap 1: Kies het juiste hulpwerkwoord.

Stap 2: voltooid deelwoord wordt  U
ik heb verloren: J'ai perdu

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide