GL ED5 4H CH1 gram A

Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder
1 / 29
volgende
Slide 1: Sleepvraag
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder

Slide 1 - Sleepvraag

Hoe goed weet je nog hoe je de regelmatige werkwoorden moet vervoegen? (présent)
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Regelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re
Vervoegen in de présent

1. Haal -er, -ir of -re van het werkwoord af
Je houdt de stam van het werkwoord over

2. Plak de juiste uitgang erachter. 

Slide 3 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op -er
Je -e
Tu -es
Il / elle / on -e
Nous -ons
Vous -ez
Ils / elles -ent

Slide 4 - Tekstslide

Vervoeg:
Vous (aimer)
A
Vous aimez
B
Vous aimons
C
Vous aimes
D
Vous aime

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg:

Je/J' (aimer)
A
Je aimes
B
Je aime
C
J'aimes
D
J'aime

Slide 6 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -ir
Je -is
Tu -is
Il / elle / on -it
Nous -issons
Vous -issez
Ils / elles -issent

Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg:

Nous (finir)
A
Nous finirons
B
Nous finisons
C
Nous finissons
D
Nous finons

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg:

Tu (choisir)
A
Tu choisit
B
Tu choisi
C
Tu chois
D
Tu choisis

Slide 9 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -re
Je -s
Tu -s
Il / elle / on -
Nous -ons
Vous -ez
Ils / elles -ent

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeg:

Ils (rendre)
A
Ils rendrent
B
Ils rend
C
Ils rendent
D
Ils rendont

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg:

Elle (vendre)
A
Elle vend
B
Elle vendre
C
Elle vends
D
Elle vendent

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg in de présent.

Je (parler)

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg in de présent.

Je (vendre)

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg in de présent.

Je (finir)

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg in de présent.

Nous (marcher)

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg in de présent.

Vous (attendre)

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg in de présent.

Elles (choisir)

Slide 18 - Open vraag

Exercices
Faire l'exercice:

Slide 19 - Tekstslide

Hoe goed weet je nog hoe je de regelmatige werkwoorden moet vervoegen? (p.c.)
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Regelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re
Vervoegen in de passé-composé

1. Kies de juiste vorm van être of avoir
(être: werkwoorden die je in Nederlands met zijn vervoegd
avoir: werkwoorden die je in het Nederlands met hebben vervoegd)
 2. Haal -er, -ir of -re van het werkwoord af
-er --> é
-ir --> i
-re --> u

Slide 21 - Tekstslide

Vervoeg in de passé-composé.

Je (parler)

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé.

Je (vendre)

Slide 23 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé. Geef alleen het juiste werkwoord.

Je (finir)

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé.
Nous (marcher)

Slide 25 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé.

Vous (attendre)

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé.

Elles (choisir)

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg in de passé-composé.

Il (rentrer)

Slide 28 - Open vraag

Tu comprends?

Slide 29 - Woordweb