5.4 Gedrag leren

Lesdoelen les 1 van 5.4
  • Kunnen uitleggen wat aangeboren gedrag is. Hierbij kun je ook voorbeelden noemen van reflexen en erfelijk/instictief gedrag.

  • De 6 manieren van leren kunnen benoemen en uitleggen, inclusief voorbeelden.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen les 1 van 5.4
  • Kunnen uitleggen wat aangeboren gedrag is. Hierbij kun je ook voorbeelden noemen van reflexen en erfelijk/instictief gedrag.

  • De 6 manieren van leren kunnen benoemen en uitleggen, inclusief voorbeelden.

Slide 1 - Tekstslide

Welk gedrag hoef je niet te leren?
  • Baby's en jonge dieren kunnen meteen nadat ze geboren zijn als zuigen. Dit is aangeboren gedrag.

  • Aangeboren gedrag bestaat uit:
1. Reflexen: zoals de zuig- en slikreflex.
2. Erfelijk gedrag of instinctief gedrag: zoals het spergedrag bij vogels.

Dankzij aangeboren gedrag kunnen jonge dieren meteen na de geboorte overleven.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.

  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
1. Inprenten
2. Gewennen
3. Trial and error
4. Imiteren
5. Inzichtelijk leren
6. Conditioneren

Slide 3 - Tekstslide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 6 - Tekstslide

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 7 - Tekstslide

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 8 - Tekstslide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
             Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag (5.4)
Je mag zelf kiezen waarmee je aan de slag gaat. Als je klaar bent ga je door met een ander onderdeel. 

  • Opdrachten in het werkboek (5.4)
  • Zelf samenvatten (schrift) 
  • Samenvatting werkboek 
  • Digitaal Werkboek in Cumlaude

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen les 2 van 5.4
  • Kunnen uitleggen wat het belang is van oefenen, bij nieuw of eerder aangeleerd gedrag.

  • Kunnen uitleggen welke rol normen en waarden spelen in het gedrag bij mensen.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom moet je oefenen?
  • Als je iets leert, ontstaan er nieuwe verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen.

  • Als je iets leert, kun je het meestal niet meteen goed. Je moet daarvoor oefenen.

  • Door te oefenen maak je de verbindingen tussen de zenuwcellen sterker.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe train je dieren?
  • Dieren kun je trainen door conditioneren.

  • Met conditioneren beloon je dieren voor gewenst gedrag. Maar met conditioneren straf je een dier ook voor ongewenst gedrag.

  • Hiernaast zie je een voorbeeld van zindelijkheidstraining. In je boek vind je een voorbeeld over dolfijnen trainen.

Slide 17 - Tekstslide

Normen en waarden
  • Mensen hebben beter ontwikkelde grote hersenen dan de meeste diersoorten. Hierdoor kunnen mensen nadenken over hun gedrag en hierover oordelen: goed of slecht.

  • Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag ontwikkeld.

  • Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden. Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen.

  • Je leert wat er van jou verwacht wordt in het gezin, op school en later in de maatschappij.


Slide 18 - Tekstslide

Rolpatronen

  • Bij mensen is er ook altijd een bepaald rolpatroon.

  • Dit zijn alle gedragingen die bij een rol horen. Bijvoorbeeld de rol van ouder, docent of kind.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag (5.4)
Je mag zelf kiezen waarmee je aan de slag gaat. Als je klaar bent ga je door met een ander onderdeel. 

  • Opdrachten in het werkboek (5.4)
  • Zelf samenvatten (schrift) 
  • Samenvatting werkboek 
  • Digitaal Werkboek in Cumlaude

Slide 21 - Tekstslide